lesson 8

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs

UNIT 2 - LESSON 8

Plan

• Terugblik
• Leerdoel
• Instructie
• Zelf aan de slag
• Evaluatie

Wat staat er in de toekomst op de planning?

• Hoofdstuk toets unit 2 (31  november)
  

ELKE VRAAG HEEFT EEN TIMER!

Je krijgt 10 sec. om een vraag te beantwoorden!

MAAK DE ZIN AF (to be):

We ....... going to France. (not)

1. am not
2. are not
3. is not
4. have not

MAAK DE ZIN AF (to have):

My mom .... new shoes.

1. hasn't got
2. has not got
3. haven't got
4. have not got

TRANSLATE:
Daar(ginds)

1. over there
2. here
3. right now
4. that

TRANSLATE:
ondeugend

1. brutal
2. silly
3. naughty
4. evil

TRANSLATE:
photograph

1. foto
2. fotograaf
3. grafiek
4. kast

TRANSLATE:
vergadering

1. gathering
2. meeting
3. group
4. serious

TRANSLATE:
Ik heb vijftien pennen.

TRANSLATE:
You're in that cool basketball team!

TRANSLATE:
Mike kan sportredacteur zijn.

Learning goal(s)

• You can talk in English about the weekdays and what you do on these days.
• Je kan in het Engels praten over de dagen van de week, en wat je op deze dagen doet.
• You can name the days of the week in English.
• Je kan de dagen van de week in het Engels opnoemen.

Spreekopdracht verwachtingen

1. We praten zo veel mogelijk Engels.
2. We praten wanneer we de beurt krijgen.
3. We praten op een respectvolle manier tegen elkaar.
4. We geven gepaste antwoorden bij de opdracht.
5. We helpen elkaar als het nodig is, in plaats van elkaar uitlachen.

What do you do on Saturdays?

What do you do on Mondays?

What is special about Friday?

What class do you have first on Wednesdays?

What is the last day of the week?

Wat zie je bij alle dagen van de week terugkomen?

Overeenkomsten

Mon            day

Tues           day

Wednes    day

Thurs         day

Fri               day

Satur         day

Sun            day

Get to work!

• Maak de opdrachten 1 t/m 25 af voor deze week.

• Je werkt zelfstandig en stil!
• Vraag? Steek je hand op.
• Alle opdrachten al af? Doe wat voor jezelf (tekenen, lezen, geen mobiel...)

She ..... the book she needs. (not)

1. haven't got
2. have not got
3. hasn't got
4. has not got

We ..... enough time! (not)

1. hasn't got
2. has not got
3. haven't got
4. have not got

EVALUATION

• Wat ging goed?
• Wat kan beter?

• Opdracht 1 t/m 25 moet af zijn voor volgende week dinsdag!