Les 3. Schrijven

Schrijfvaardigheid
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

El programa 
5 min - bienvenido 
15 min - la rutina diara/ vraagwoorden
10 min - errores 
15 min - la hora 
25 min - Taaldorp

Slide 2 - Diapositive

INTERROGATIVOS
VRAAGWOORDEN

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

¿Cómo se pregunta 'Hoe laat is het'?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Transcribe la hora + escribe la parte del día
12.30

Slide 8 - Question ouverte

Transcribe la hora + escribe la parte del día
1.15

Slide 9 - Question ouverte

Transcribe la hora:
10.50

Slide 10 - Question ouverte

Objetivo:
Puedo decir la hora en español
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Slide 12 - Diapositive

El horario
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Actividad 4 página 93. Answer in the next slide...
En tu cuaderno, ordena las  imágenes de acuerdo al texto. 

Ejemplo: 
1 -c




Slide 14 - Diapositive

Respuestas
1- c
2- e
3- a
4- i
5- b
6- j
7- d
8- h
9- f
10- g

Slide 15 - Diapositive

.
En tu cuaderno escribe un parrafo sobre qué haces en tu tiempo libre. Minimo 5 frases. 

Slide 16 - Diapositive

Conversación 1

Slide 17 - Diapositive

 La rutina diaria

Slide 18 - Diapositive

om je routine te beschrijven ken je:
  • kloktijden
  • dagdelen
  • dagen van de week
  • vocabulaire (dagelijkse/wekelijkse) activiteiten
  • uitgangen (wederkerende) werkwoorden
  • structuurwoorden
  • voorzetsels

Slide 19 - Diapositive

timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

¿Cómo escribir frases en español?
Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de onderstaande vragen 

  1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  2. Is per zin 1 werkwoord vervoegd?
  3. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
  4. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd? (dus tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.)
  5. Staat dat werkwoord goed vervoegd bij de juiste persoonsvorm? ; yo soy, ellos hablan etc
  6. Staat de tijdsaanduiding* vóór of achteraan de zin?  (gisteren, vanochtend, in 1898, om half drie)
  7. Staat de plaatsbepaling** vóór of achteraan de zin? (hier/daar, in Madrid, bij de Kwakel, boven, achter)
  8. Zijn de bijvoeglijk-,bezittelijk voornaamwoord en lidwoord aan het zelfstandig naamwoord aangepast? vb. : Un libro rojo; Nuestra casa roja.
  9. Hebben de vraagwoorden accenten?  é , í, á ó, ú ?;  Denk ook aan de ¿? en de ¡!
  10. Heb je voor de bijzin de bovenstaande regels opnieuw toegepast?

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

Slide 21 - Diapositive

1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
Meestal staan de werkwoorden bij elkaar, maar het belangrijkste werkwoord in de zin moet vervoegd zijn

Pedro no quiere hacer sus deberes.
Pedro wil zijn huiswerk niet maken.

Slide 22 - Diapositive

2. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
Pedro No quiere hacer sus deberes, of
Nunca quiere hace sus deberes,
 
Maar bij gebruik van dubbele ontkenning: Pedro no va nunca al cine. 

Slide 23 - Diapositive

3. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd, vervoegd met de juiste persoonsvorm? Dus...
Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
Toekomende tijd.
hablar
(yo) hablo
yo he hablado
voy a hablar
dormir
(yo) duermo
(yo)he dormido
voy a dormir
levantarse
(yo) me levanto
(yo)me he levantado
voy a levantarme

Slide 24 - Diapositive

4. Staat de tijdsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een tijdsbepaling aan? :
(gisteren, vorige maand, in 1898, om half drie, etc.)

"Esta mañana he comido cereales con yogur"
of 
"He comido cereales con yogur esta mañana "
Deze morgen heb ik müsli met yoghurt gegeten 

Slide 25 - Diapositive

5. Staat de plaatsbepaling voor- of achteraan in de zin?
Wat geeft een plaatsbepaling aan? :
(hier, daar, in Madrid, in de klas, etc.)

"Esta mañana he aprendido muchas cosas nuevas en la clase."
Deze ochtend heb ik veel nieuwe dingen geleerd in de les.
of :
"En Sevilla puedes ver muchos museos interesantes"
"In Sevilla kun je veel interessante musea zien"

Slide 26 - Diapositive

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bijvoegelijk naamwoord
Het bijvoegelijk naamwoord staat (meestal) achter het zelfstandig naamwoord:
un libro rojo ; unos libros rojos
la camiseta roja ; las camisetas rojas

Denk ook aan de uitzonderingen!: E, L
el libro azul; los libros azules en NIET: azulo, azulos
la camiseta verde ; las camisetas verdes en NIET:verdo, verdos.




Slide 27 - Diapositive

6. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bezittelijk voornaamwoord
Het bezitteijk voornaamwoord staat voor het zelfstandig naamwoord en geeft aan van wie iets /iemand is: 
mijn boek  - mi libro ;  mijn boeken - mis libros 
jouw broer - tu hermano; jouw broers - tus hermanos
zijn/haar /uw vriend - su amigo ; zijn vrienden - sus amigos
onze dochter - nuestra hija; onze dochters - nuestras hijas
onze zoon - nuestro hijo ; onze zoons - nuestros hijos
jullie zus - vuestra hermana ; jullie zussen - vuestras hermanas 
hun/uw laptop - su portátil ; hun laptops - sus portatiles




Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

me lavo


te lavas


se lava


nos lavamos

os laváis

se lavan

Slide 33 - Diapositive

Aan de slag!
Gesprek 1

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

¡Hasta la próxima!

Slide 36 - Diapositive