Ster in Schrijven Les 5 Toekomst deel 1

Ster in Schrijven 
Les 5             Toekomst          deel 1
beroepen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SchrijvenISK

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Ster in Schrijven 
Les 5             Toekomst          deel 1
beroepen

Slide 1 - Diapositive

noem een beroep

Slide 2 - Carte mentale

De man is oud en ziek.
Ik was voor hem.
Ik kook voor hem.

Ik geef les.
Ik ben een Juf.
Een juf op een school.

ik bouw een huis.
Ik werk in de bouw.
Ik kook soep.
Ik ben een kok.

Slide 3 - Question de remorquage

de OO en O
de dubbele OO klinkt lang
de enkele O klinkt kort
voorbeeld:
boom
bom

Slide 4 - Diapositive

wat is het goede woord

Ik k____k soep.
A
kook
B
kok

Slide 5 - Quiz

wat is het goede woord?

Ik ben een k____k.
A
kook
B
kok

Slide 6 - Quiz

wat is het goede woord?

Ik doe een r____k aan.
A
rook
B
rok

Slide 7 - Quiz

wat is het goede woord?

Noor gaat naar sch____l.
A
school
B
schol

Slide 8 - Quiz

wat is het goede woord?

K____m jij ook?
A
koom
B
kom

Slide 9 - Quiz

wat is het goede woord?

Ik pak een k____p thee.
A
koop
B
kop

Slide 10 - Quiz

wat is het goede woord?

Wil jij ____k thee?
A
ook
B
ok

Slide 11 - Quiz

wat is het goede woord?

Het huis is h____g, niet laag.
A
hoog
B
hog

Slide 12 - Quiz

Geef een antwoord in een zin.
Snap jij wat ik nu bedoel?

antwoord 1: "ja"
antwoord 2: "ik snap het"

Slide 13 - Diapositive

waarom denk je dat een antwoord in
een zin beter is dan één woord

Slide 14 - Carte mentale

Geef een goed antwoord.
  • lees de vraag goed
  • lees de antwoorden
  • bedenk wat een goed antwoord is 

Slide 15 - Diapositive

Wat doe je?
A
Mo eet een ijsje.
B
Ik kook soep.
C
Hij eet brood.

Slide 16 - Quiz

Waar ben je?
A
Ik ben op school.
B
Ik ga naar huis.
C
Zij is thuis.

Slide 17 - Quiz

Met wie ben jij daar?
A
Ik koop een tas.
B
Ik lees aan het lezen.
C
Ik ben daar met Noor.

Slide 18 - Quiz

Waar ga je heen?
A
Ik ga naar huis.
B
Ik ben een man.
C
Ik heb nu slaap.

Slide 19 - Quiz

Waar woon je?
A
Mijn huis is blauw.
B
Ik woon in Goes.
C
De flat is hoog.

Slide 20 - Quiz


😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage