Unit 4: Oefentoets

Unit 4: Oefentoets
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Unit 4: Oefentoets

Slide 1 - Diapositive

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
afspeellijst - gerecht - handtekening - lekker - medicatie - regenbui - tandarts
Little children are often afraid of the DENTIST.

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
afspeellijst - gerecht - handtekening - lekker - medicatie - regenbui - tandarts
My R&B PLAYLIST is the best!

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
afspeellijst - gerecht - handtekening - lekker - medicatie - regenbui - tandarts
Your ORDER will be ready in a minute, sir.

Slide 4 - Question ouverte

Vul het juiste Engelse woord in. Gebruik:
bake - broken - cold - cry - listen - lunch
The ____ (microfoon) is not working.

Slide 5 - Question ouverte

Vul het juiste Engelse woord in. Gebruik:
bake - broken - cold - cry - listen - lunch
Is it ____ (droog), or do I need my umbrella?

Slide 6 - Question ouverte

Vul het juiste Engelse woord in. Gebruik:
bake - broken - cold - cry - listen - lunch
My sister is in a lot of ____ (pijn).

Slide 7 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet met vormen van to be going to. Gebruik de woorden tussen haakjes.
Let op: als er ‘(not)’ staat, maak je een ontkennende zin. Staat er een vraagteken achter de zin, dan maak je een vraag.
Walter _________ (to eat) pizza this afternoon.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet met vormen van to be going to. Gebruik de woorden tussen haakjes.
Let op: als er ‘(not)’ staat, maak je een ontkennende zin. Staat er een vraagteken achter de zin, dan maak je een vraag.
I ____ (not- to cycle) to school tomorrow.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zinnen compleet met vormen van to be going to. Gebruik de woorden tussen haakjes.
Let op: als er ‘(not)’ staat, maak je een ontkennende zin. Staat er een vraagteken achter de zin, dan maak je een vraag.
____ (you - to move) to England next year?

Slide 10 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Vul steeds het juiste woord in.
I ____ not watching a movie.

Slide 11 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Vul steeds het juiste woord in.
____ mum travelling today?

Slide 12 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Vul steeds het juiste woord in.
We ____ walking to school.

Slide 13 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Maak de zinnen compleet met de present continuous. Gebruik de woorden tussen haakjes.
(I - to watch) ____ a romantic movie.

Slide 14 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Maak de zinnen compleet met de present continuous. Gebruik de woorden tussen haakjes.
(George - not - to draw) ____ a picture right now.

Slide 15 - Question ouverte

Nu bezig: present continuous
Maak de zinnen compleet met de present continuous. Gebruik de woorden tussen haakjes.
(they - to run) ____ a marathon?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Lien