4H H3 examentraining

4H H3 Klimaat en Landschap examentraining
Gebruik voor deze lessonUp je lesboek (niet online!)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4H H3 Klimaat en Landschap examentraining
Gebruik voor deze lessonUp je lesboek (niet online!)

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
- overzicht toetsstof
- oefenen: examentraining
- oefenopdrachten

Slide 2 - Diapositive

Overzicht toetsstof
3.1: Wereldwijde luchtstromen
3.2 Seizoenen
3.3 Zeestromen en klimaatgebieden
3.4 Landschapszone 1
3.5 Landschapszone 2
3.6 Mens en Landschap 1
3.7 Mens en Landschap 2
3.8 Middellandse Zeegebied: Klimaat en landschap
3.10: Middellandse Zeegebied: Mens en natuur

Slide 3 - Diapositive

3.1 Wereldwijde luchtstromen
Welke onderwerpen horen bij Wereldwijde luchtstromen? 

Slide 4 - Diapositive

3.1 Wereldwijde luchtstromen
Algemene luchtcirculatie:
- Hoge en lage drukgebieden: waar en waarom daar? 
- Hoge en lage drukgebieden: invloed op klimaat.
- Wet van Buys Ballot:
1. H -> L;
2. afwijking (NH: rechts, ZH: links)


Slide 5 - Diapositive

3.2 Seizoenen
Welke onderwerpen horen bij Seizoenen?

Slide 6 - Diapositive

3.2 Seizoenen
Seizoenen: 
- ITZC, passaat en moesson
- verplaatsing van hoge en lagedrukgebieden
- klimaatdiagrammen lezen

Slide 7 - Diapositive

3.3 Zeestromen en klimaatgebieden
Wat zijn de onderwerpen van 3.3: zeestromen en klimaatgebieden? 

Slide 8 - Diapositive

3.3 Zeestromen en klimaatgebieden
 3.3: zeestromen en klimaatgebieden

- warme en koude zeestromen: waar en waarom daar?
- effect warme en koude zeestromen op klimaat 
- klimaatclassificatie van Köppen
- klimaatfactoren

Slide 9 - Diapositive

3.4 Landschapszones 1
Deze paragraaf gaat over: 

Slide 10 - Diapositive

3.4 Landschapszones 1
Deze paragraaf gaat over tropische en aride zone: 
- waar en waarom daar? 
- kenmerken van de bodem en waarom;
kenmerken van het landschap en waarom 

Slide 11 - Diapositive

3.5 Landschapszones 2
Deze paragraaf gaat over:

Slide 12 - Diapositive

3.5 Landschapszones 2
Deze paragraaf gaat over subtropische, gematigde, boreale en polaire zones: 
- waar en waarom daar?
- kenmerken van het landschap en waarom?

Slide 13 - Diapositive

3.6 Mens en landschap 1
3.6 gaat over: 

Slide 14 - Diapositive

3.6 Mens en landschap 1
3.6 gaat over: 
- geofactoren
- bodemsoorten
- versterkt broeikaseffect ->          klimaatverandering
- dynamisch systeem:       verandering werkt door in     meerdere geofactoren

Slide 15 - Diapositive

3.7: Mens en landschap 2
3.7 gaat over: 

Slide 16 - Diapositive

3.7: Mens en landschap 2
3.7 gaat over: 
Landdegradatie: versnelde bodemerosie, verzilting en verwoestijning:
- Welke waar en waarom daar? 
- Oplossingen (strip cropping, druppelirrigatie)

Slide 17 - Diapositive

Bekijk de geotour over Zuid-Afrika in de online leeromgeving (ja nu wel) 

Slide 18 - Diapositive

1. Gebruik de bronnen 37 en 39, en GB 230.
Kaapstad heeft een Cs-klimaat.
Leg met de atmosferische circulatie uit waardoor de zomers in Kaapstad droog zijn.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 19 - Question ouverte

2. Gebruik de bronnen 37, 39 en 40, en GB 176-177.
In Bloemfontein en Kruger N.P. zijn de winters droog, terwijl die in Kaapstad nat zijn.
Leg met de overheersende windrichting en de klimaatfactoren uit waardoor deze verschillen in winterse neerslag worden veroorzaakt.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 20 - Question ouverte

3. Gebruik de bronnen 37 en 39, en GB 228.
In Bloemfontein valt ’s zomers bijna tien keer zoveel neerslag als in de winter.
Geef aan:
- welk verschijnsel verantwoordelijk is voor deze zomerse neerslag;
- hoe je dit kunt afleiden uit GB 228.

Slide 21 - Question ouverte

4. Gebruik de bronnen 37 tot en met 40, en GB 176-177.
Beredeneer waar de foto van bron 38 is genomen. Kies uit de omgeving van: Bloemfontein – Johannesburg – Kaapstad – Kruger N.P.

Slide 22 - Question ouverte

5. Gebruik bron 38.
In bron 38 zie je wijnranken. Tussen deze wijnranken lopen allerlei buizen. Hier gebruikt men druppelirrigatie: het water wordt direct naar de planten gebracht.
Geef twee voordelen van druppelirrigatie ten opzichte van sproeien.

Slide 23 - Question ouverte