Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Programma
Oefentoets marktvormen (45 min)
Ondertussen individuele feedback op toets gister
Na de toets aan het PO en/of tijd voor vragen
Slide 1 - Diapositive
Vraag: 1) Geef voor elke situatie aan of het om vragers of aanbieders gaat. Sleep naar juiste doel.
Tandarts v.d. Bunt houdt spreekuur van 2-3 uur.
Maaike gaat naar de bank voor een lening.
Henk zoekt een baan.
Student Peter wil een Iphone kopen bij de Apple-store.
VRAGER
AANBIEDER
Slide 2 - Question de remorquage
Marktvormen oefentoets
Je hebt 50 minuten voor de toets.
Berekeningen toevoegen in lessonup. Bij ontbreken berekening is het antwoord onjuist.
Als er "leg uit"staat dan moet je je antwoord uitleggen. Zonder uitleg geen punten. Een uitleg kan kort en krachtig zijn.
Geld altijd 2 decimalen.
Slide 3 - Diapositive
Vraag 2: schrijf juiste begrip hieronder a. De plek waar vragers en aanbieders elkaar treffen. b. Hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kan worden. c. (Prijs)afspraken van bedrijven, waardoor de concurrentie wordt beperkt: d. Het deel van de markt dat in handen is van één bedrijf
Slide 4 - Question ouverte
Vraag 3a.: Leg uit wat het verschil is tussen constante (vaste) kosten en variabele kosten. Geef van beide kostensoorten ook een voorbeeld.
Slide 5 - Question ouverte
Vraag 3b: Maak voor Broodbak BV. een kostenfunctie (TK=), waarin de constante kosten en variabelen kosten worden opgenomen
Slide 6 - Question ouverte
3c. Stel dat Broodbak BV. in december 2019 totaal 4.000 bruine broden heeft verkocht, en 6.500 witte broden. Bereken de omzet van Broodbak BV. voor de maand december 2019.
Slide 7 - Question ouverte
3d. Bereken de winst/het verlies dat Broodbak BV maakt in december 2019. Maak ook gebruik van de kostenfunctie van vraag 3b. Laat alle berekeningen zien (Als je vraag 4 niet had, reken daar door met TK = 0,5Q + 3050)
Slide 8 - Question ouverte
4a. Zoals je ziet heeft de vraagformule een negatieve richtingscoëfficiënt. Leg uit waarom de vraagfunctie een negatieve richtingscoëfficiënt heeft. (Qv = -2P + 10).
Slide 9 - Question ouverte
4b. Bereken de evenwichtsprijs (Pe), door gebruik te maken van de gegeven formules. Laat je berekening zien
Slide 10 - Question ouverte
4c. Bereken de evenwichtshoeveelheid (Qe)die bij de Pe hoort (vraag 4b). Laat je berekening zien
Slide 11 - Question ouverte
4d. Teken op het blaadje de markt die hoort bij de formules (Qa en Qv) van deze opdracht. Vergeet de assen en het evenwicht niet te benoemen. Tik hieronder als antwoord: zie blaadje i.v.m. puntentoekenning
Slide 12 - Question ouverte
5a. Welke prijs komt er op deze markt tot stand.
Slide 13 - Question ouverte
5b. Stel dat de huidige prijs voor de boeren verliesgevend is, en de boeren minimaal €0,60 per kilo tomaten nodig hebben om verlies te voorkomen, wat zou de overheid kunnen doen?
Slide 14 - Question ouverte
5c. Ontstaat er door de maatregel van de overheid een aanbodoverschot, of een vraagoverschot. Leg je antwoord uit. Zonder uitleg geen punt! Maak mogelijk ook gebruik van de grafiek die hierboven gegeven is.
Slide 15 - Question ouverte
6. Hiernaast staan vier grafieken (A, B, C en D). In elke grafiek wordt het gedrag van vragers naar een product en aanbieders van een product weergegeven. Het gedrag wordt ook beschreven in de onderstaande omschrijvingen (1, 2, 3 en 4). Verbind de juiste omschrijving met de juiste grafiek.
Slide 16 - Question ouverte
7a. Vind jij cola een homogeen product, of een heterogeen product. Leg uit waarom je dat vind.
Slide 17 - Question ouverte
7b. Over welke marktvorm gaat het als we praten over de cola-markt. Leg je antwoord aan de hand van de tekst.
Slide 18 - Question ouverte
7c. De NS is op de treinenmarkt de enige aanbieder die treinreizen aanbiedt, tussen Amsterdam en Haarlem. Op welke marktvorm opereert de NS? Leg je antwoord uit!
Slide 19 - Question ouverte
7d. Geef 3 kenmerken voor de marktvorm volkomen concurrentie (=volledig vrije mededinging)
Slide 20 - Question ouverte
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie
Oligopolie
pure hoeveelheidsaanpasser
prijszetter
Grootste totale surplus
Collectieve vraaglijn = prijs-afzet lijn
paar bedrijven hebben samen minimaal 80% marktaandeel
aparte mo en go lijn
Heterogeen product
Slide 21 - Question de remorquage
MO = 500Q, MK = 4Q + 120
1) Bereken de afzet bij maximale winst
Slide 22 - Question ouverte
MO > MK.
Welke conclusie trekt de producent?
A
Hij moet nu stoppen met produceren. Anders gaat het ten koste van zijn winst
B
Hij moet nog meer gaan produceren. Er valt nog meer winst te behalen.
C
Hij had eerder moeten stoppen met produceren. Hij produceert nu verliesgevend.
Slide 23 - Quiz
MO < MK.
Welke conclusie trekt de producent?
A
Hij moet nu stoppen met produceren. Anders gaat het ten koste van zijn winst
B
Hij moet nog meer gaan produceren. Er valt nog meer winst te behalen.
C
Hij had eerder moeten stoppen met produceren. Hij produceert nu verliesgevend.
Slide 24 - Quiz
A
Slide 25 - Quiz
In 2008 telde Nederland 2 miljoen 65-plussers. De groep 20-64-jarigen telde 10 miljoen personen. Op basis van Met deze gegevens kun het grijze druk percentage uitrekenen.
Bereken het grijze druk percentage en leg uit wat dit betekent voor het omslagstelsel
Slide 26 - Question ouverte
Als we kijken naar overheidsfinanciën onderscheiden we het 'begrotingstekort' en en het 'financieringstekort'
Slide 27 - Question ouverte
Centrale banken verhogen momenteel de rente. Leg uit wat deze renteverhogingen voor een gevolg hebben voor landen met een hoge staatsschuld