3.5 Immuunsysteem 2HV

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

B5 Immuunsysteem

• Jas in de kluis
• Spullen op tafel

       Laptop/Leerwerkboek

       Schrift

• Tas van tafel
• Lees blz. 211 t/m 214

Kennen/Kunnen

• Begrijpen: ik kan uitleggen wat een antigeen en een antistof zijn en daar een eenvoudig voorbeeld bij geven. 
• Analyseren: ik kan het verschil tussen antigenen en antistoffen beschrijven door uit te leggen welke rol elk speelt in het afweersysteem.
• Begrijpen: ik kan uitleggen wat immuniteit is en hoe immuniteit kan ontstaan na een ziekte of een vaccinatie.
• Toepassen: ik kan de twee vormen van immuniteit uitleggen en herkennen aan de hand van korte voorbeelden.

Huiswerk T3 B5

Opdr. 1 t/m 9, (5)

OF uitdaging

Opdr. 4 t/m 11, (5)

Waar in het lichaam gaat CO₂ het bloed IN?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam gaat O₂ het bloed IN?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam komen voedingsstoffen in het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam komt water in het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Waar in het lichaam gaat O₂ uit het bloed?

1. Longen
2. Hart
3. Darmen
4. Bij alle organen

Welk bloedonderdeel houdt zich bezig met het bestrijden van ziekten?

1. Witte bloedcellen
2. Rode bloedcellen
3. Bloedplaatjes
4. Bloedplasma

Lichaamsvreemde stoffen

'Stoffen' die niet in je lichaam thuishoren: lichaamsvreemde stoffen

• Ziekteverwekkers: bacteriën, virussen, parasieten
• Bloed of organen van een donor
• Gif

Antigenen

Cellen, bacteriën en virussen zijn bedekt met antigenen.

Antigenen = eiwitten aan de buitenkant van een cel

Cellen kunnen elkaar herkennen met antigenen.

Wanneer je lichaam onbekende (=lichaamsvreemde) antigenen ontdekt start het een immuun reactie

Immuun reactie

Ziekteverwekkers in je lichaam = Infectie

Witte bloedcellen bevechten de 

ziekteverwekkers:

• insluiten (= opeten)  
• antistoffen maken

Antistoffen

• Witte bloedcellen maken antistoffen
• Antistoffen 'passen op' antigenen
• Elk antigeen heeft eigen antistof
• Ziekteverwekkers bedekt met antistoffen zijn hulpeloos

Werking antistoffen

Immuniteit

Immuun = Lichaam 'kent' de ziekte, de ziekte wordt snel uitgeschakeld.          Je wordt niet ziek

Natuurlijk

Je lichaam komt in

aanraking met de ziekte

Lichaam 'leert' zelf 

antistof aanmaken

Kunstmatig

Inenten met dode/verzwakte ziekte of stukje DNA/RNA

lichaam 'leert' veilig antistof aanmaken

Als dit leren te lang duurt kan serieuze schade ontstaan!

Je kan blijvende gevolgen overhouden aan een ziekte of in het ergste geval overlijden aan een ziekte.

!

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Griep

1. Je kunt hier geen vaccin voor maken
2. Het vaccin zou niet werken
3. Je wordt tijdelijk immuun
4. Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Polio (kinderverlamming)

1. Je kunt hier geen vaccin voor maken
2. Het vaccin zou niet werken
3. Je wordt tijdelijk immuun
4. Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Autisme

1. Je kunt hier geen vaccin voor maken
2. Het vaccin zou niet werken
3. Je wordt tijdelijk immuun
4. Je wordt volledig immuun

Hoeveel zin heeft vaccineren tegen:
Waterpokken

1. Je kunt hier geen vaccin voor maken
2. Het vaccin zou niet werken
3. Je wordt tijdelijk immuun
4. Je wordt volledig immuun

vragen

1. Wat vind je van dit stuk tekst? Waarom, onderbouw je mening.

2. Er staan een aantal fouten in de redenatie van Marsja, welke zijn dat?

?

Ga aan de slag met: T3 B5

• Blz. 211 t/m 218
  
• Opdr. 1 t/m 9, (5)

OF uitdaging

• Opdr. 4 t/m 11, (5)

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zs = Werken in stilte

• Geen vinger opsteken
• Aan het werk
• Stil en stoor niemand
• Blijf op je plek

Ga aan de slag met: T3 B5

• Blz. 211 t/m 218
• Opdr. 1 t/m 9, (5)

OF uitdaging

• Opdr. 4 t/m 11, (5)

Klaar met het bovenstaande?

• Verder werken/lezen
• Samenvatten
• Ander huiswerk
• Boek lezen

Zf = Werken met fluisteren

• Geen vinger opsteken
• De docent komt langs
• Aan het werk
• Fluister alleen met de persoon naast je
• Blijf op je plek

Opruimdienst

Vandaag zijn dit

• Tafels leeg en recht
• Stoelen aangeschoven
• Grond vrij van afval

Afsluiting

• Je kan uitleggen wat een antigeen en een antistof is
  
• Je kan uitleggen wat het verschil tussen deze twee is
  
• Je kan uitleggen wat immuniteit is en hoe het kan ontstaan
  
• Je kunt de 2 verschillende vormen van immuniteit uitleggen en herkennen