1.4 - Deel 2 Rekenen aan mengsels (NETH)

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

1.4 - Rekenen aan mengsels (deel 1)

Benodigheden

- Schrift

- Pen, potlood

- Laptop

LessonUp: 

JA!

Telefoons in de telefoontas!

Deze les:

• Demo destilleren 
• Terugblik 1.4
  
• Uitleg overige leerdoelen 1.4
  
• Zelfstandig werken                                                                             Huiswerk vrijdag 25 sept: Maken + nakijken 1.4

Destilleren 

Oplossing: opgeloste stof in een vloeistof.

Verschil in: kookpunt

• Ik kan het massapercentage van de samenstelling van een mengsel berekenen en gebruik je juiste eenheid.
• Ik kan het volumepercentage van de samenstelling van een mengsel berekenen en gebruik je juiste eenheid.
• Ik kan de concentratie van een oplossing berekenen.
• Ik kan met de oplosbaarheid verklaren of je een verzadigde oplossing hebt en beschrijven wat de invloed van de temperatuur is. 

Leerdoelen §1.4

Oefening

Oefening 2.

6 liter lucht bestaat uit 

4,68 dm³ stikstof, 0,00126 m³ zuurstof en de rest zijn andere gassen.

Bereken het volumepercentage zuurstof in de lucht.

Oefening 2

• Ik kan het massapercentage van de samenstelling van een mengsel berekenen en gebruik je juiste eenheid.
• Ik kan het volumepercentage van de samenstelling van een mengsel berekenen en gebruik je juiste eenheid.
• Ik kan de concentratie van een oplossing berekenen.
• Ik kan met de oplosbaarheid verklaren of je een verzadigde oplossing hebt en beschrijven wat de invloed van de temperatuur is. 

Leerdoelen §1.4

Concentratie 

De concentratie van een stof laat zien hoeveel vaste stof is opgelost in een bepaalde hoeveelheid vloeistof.

Concentratie druk je uit in g/L, kg/L, g/mL etc

Concentratie = Hoeveelheid opgeloste stof / hoeveelheid oplossing

Welke oplossing heeft de hoogste concentratie?

Oplossing A.

Oplossing B.

1. Oplossing A.
2. Oplossing B.
3. Beiden even groot.
4. Dit is niet te bepalen.

Voorbeeld 1.

Jantje gooit twee suikerklontjes in zijn thee. Eén suikerklontje weegt 

4 gram. Hij heeft een theeglas met 250 mL thee.

Bereken de concentratie suiker in de thee. Druk je antwoord uit in g/L.

Voorbeeldvraag 1.

Voorbeeld 2.

Een zoutwinningsbedrijf krijgt een bestelling voor 690 kg zout. Hiervoor moeten zij 20.000 L zeewater indampen. 

Bereken de concentratie zout in het zeewater. Geef je antwoord in g/L.

Voorbeeldvraag 2.

Oplosbaarheid

De oplosbaarheid laat zien hoeveel stof je maximaal kunt oplossen in een vloeistof. 

Oplosbaarheid druk je uit in g/L, kg/L, g/mL etc

Bekijk tabel 1.3 in je boek.
Hoeveel gram zout kun je oplossen in een liter water?

1. 150 gram
2. 360 gram
3. 3000 gram
4. 275 gram

Voorbeeld 3.

Zout heeft een oplosbaarheid (bij 20 graden Celsius) van 359 g/L.

Bereken hoeveel zout er kan oplossen in een zwembad van 10 meter bij 25 meter en 2,50 meter diep. Geef je antwoord in kg.

Voorbeeldvraag 3.

Onverzadigd, verzadigd en oververzadigd

50 g/L

360 g/L

450 g/L

In de afbeelding hiernaast zie je een oplossing van soda in water. 

Wat zal er gebeuren met de oplossing als je deze verwarmd. 

1. 
2. 
3. 
4. Geen van allen

Huiswerk

vrijdag 25 sept = maken + nakijken 1.4 

Vrijdag 25 sept = formatieve toets

Toets =  vrijdag 2 okt.

Leren leerdoelen hst 1 (zie bijlage magister)