- Je weet welke drie groepen migranten naar Nederland komen of zijn gekomen.
- Je weet wanneer deze groepen zijn gekomen.
- Je weet waarom deze groepen zich in Nederland hebben gevestigd.
- Je kent de begrippen gastarbeider, vluchteling en gezinshereniging.
- Je kent de begrippen allochtoon en autochtoon.
- Je weet wat we onder cultuur verstaan.