Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie naamwoordelijk gezegde
* oefeningen
Lesdoel
Aan het eind van de
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Vorige lessen
We herhalen kort de stof die we in de afgelopen weken hebben geleerd.
Slide 2 - Diapositive
Zinnen ontleden
Schrijf de volgende zinnen op in je schrift.
1. We gaan met de hele klas hetzelfde boek lezen.
2. Daarna bespreken we dit boek klassikaal.
3. Hopelijk vind ik het wel een leuk boek.
We gaan deze zinnen samen ontleden.
pv = ..., ow =..., wg = ...
timer
2:00
Slide 3 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Slide 4 - Diapositive
Maak een schema; kolom 1 'iets doen', kolom 2 'iets zijn
Tweewoordzinnen
Iets doen
Iets zijn
mama lief
opa slaapt
snoepje lekker
Leo lacht
timer
2:00
Slide 5 - Diapositive
Opdracht
- in twee- of drietallen
- bedenk 5 tweewoordzinnen over "iets doen" en 5 tweewoordzinnen over "iets zijn".
- schrijf in totaal 10 zinnen op.
timer
5:00
Slide 6 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde (ng)
zegt iets over wat iemand is (of wordt of blijft).
bestaat uit één of meer werkwoorden en een naamwoord.
belangrijkste ww in de zin = altijd een koppelwerkwoord (kww)
Slide 7 - Diapositive
Ng bestaat uit:
Werkwoordelijk deel = kww + eventuele hww
Naamwoordelijk deel = waaraan het onderwerp gekoppeld wordt (een zn of bn)
Verschil wg en ng:
Werkwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets doet.
Naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets is of wordt .
Naamwoordelijk gezegde
Slide 8 - Diapositive
Soorten werkwoorden
zelfstandige werkwoorden (zww) = wg
hulpwerkwoorden (hww) = extra werkwoord in de zin
koppelwerkwoorden (kww) = ng
Regel: Bij twee of meer werkwoorden in de zin is de persoonsvorm ALTIJD een hulpwerkwoord (hww).
Slide 9 - Diapositive
Koppelwerkwoorden(kww)
Zijn
Worden
A-
Blijven
Blijken
E-
Lijken
Schijnen
+ H D V(heten, dunken, voorkomen)
Het koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel. Het zegt wat het onderwerp IS of Wordt
Slide 10 - Diapositive
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak de nulmeting naamwoordelijk gezegde
Gosocrative.com
Hoe:
Op je laptop
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of je aantekeningen
Tijd:
15 minuten
Klaar:
Noteer het resultaat en bepaal welke keuzeopdrachten je gaat maken. Noteer deze ook.
timer
15:00
Slide 11 - Diapositive
De stappen
1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat en
dat dit het belangrijkste werkwoord is.
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt.
3. Als het onderwerp iets is/wordt, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden. Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.
Slide 12 - Diapositive
Werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin.
Het belangrijkste werkwoord is
een koppelwerkwoord (kww).
Slide 13 - Diapositive
Naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een eigenschap of toestand van het onderwerp.
Een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord.
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld
Nova / wil / later / een beroemde pianiste / worden.
1 worden = kww
2 Nova wil later iets worden, namelijk een beroemde pianiste.
3 Vraag: Wat wil Nova worden? Antwoord: een beroemde pianiste.
4 ng = wil [een beroemde pianiste] worden
Slide 15 - Diapositive
Voorbeelden
1. Peter / gaat / naar Groningen. (WG)
gaat = zww
2. Peter / is / naar Groningen / gegaan. (WG)
is = hww, gegaan = zww
3. Peter / is / sportief. (NG)
is = kww
4. Peter / is / gelukkig / gebleven. (NG)
is=hww, gebleven=kww
Slide 16 - Diapositive
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!