Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Maatwerk Frans
Cours de français
HV2
mardi, le 1er avril 2025
Deze les:
- V
idéo Poisson d'avril
-
U
itleg bij grammaire I Unité 4
met Quizvragen
-
W
oordjes leren
- O
efenen met de vocabulaire
- Q
uizlet in Teams
1 / 22
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Cours de français
HV2
mardi, le 1er avril 2025
Deze les:
- V
idéo Poisson d'avril
-
U
itleg bij grammaire I Unité 4
met Quizvragen
-
W
oordjes leren
- O
efenen met de vocabulaire
- Q
uizlet in Teams
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Grammaire I - De regelmatige
werkwoorden op -re
Bv. attendre
(wachten)
, entendre
(horen)
, vendre
(verkopen)
, perdre
(verliezen)
, répondre
(antwoorden)
Lr. de présent
(o.t.t.)
en de passé composé
(v.t.t.)
Présent: De stam = hele werkwoord -re
Achter deze stam zet je de uitgangen:
-s, -s, -, -ons, -ez, -ent
Slide 3 - Diapositive
Présent (o.t.t.) Vendre (verkopen)
Ik verkoop -
Je vends
Jij verkoopt -
Tu vends
Hij verkoopt -
Il vend
Zij verkoopt -
Elle vend
Men verkoopt -
On vend
Wij verkopen -
Nous vendons
Jullie verkopen,
U verkoopt -
Vous vendez
Zij verkopen -
Ils vendent, elles vendent
Slide 4 - Diapositive
Passé composé (v.t.t.) Vendre (verkopen)
Hulpww. avoir
(hebben)
+ volt. deelw.: stam + -u
J'ai vendu
(ik heb verkocht)
Tu as vendu
(jij hebt verkocht)
Il a vendu
(Hij heeft verkocht)
Elle a vendu
(zij heeft verkocht)
On a vendu
(men heeft verkocht)
Nous avons vendu
(wij hebben verkocht)
Vous avez vendu
(Jullie hebben verkocht/U heeft verkocht)
Ils ont vendu/Elles ont vendu
(Zij hebben verkocht)
Slide 5 - Diapositive
Quiz:
Slide 6 - Diapositive
(Zij hebben verkocht) leur maison
A
ils ont vendu
B
nous avons vendu
C
elle a vendu
D
vous avez vendu
Slide 7 - Quiz
(Ik verkoop) ma voiture
A
Il vend
B
Je vends
C
Tu vends
D
Elle vend
Slide 8 - Quiz
(Verkoopt u) du pain?
A
Ils vendent
B
Nous vendons
C
Elles vendent
D
Vous vendez
Slide 9 - Quiz
(Heb jij verkocht) ton scooter?
A
Tu as vendu
B
Tu vends
C
J'ai vendu
D
Je vends
Slide 10 - Quiz
(Wij wachten) op de trein
A
Nous attendons
B
On attend
C
Vous attendez
D
Ils attendent
Slide 11 - Quiz
Woordjes leren... Hoe dan?
Slide 12 - Diapositive
Woordjes leren lukt me goed.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 13 - Sondage
Hoe leer jij meestal
woordjes?
Slide 14 - Carte mentale
Leren leren
Slide 15 - Diapositive
Leren
Slide 16 - Diapositive
Hoe leerde jij voor de vorige toets?
A
ik nam de tijd om alles te herhalen
B
ik stelde uit en moest op het laatst veel doen
C
ik deelde stof op in kleine stukjes
D
ik dacht niet na over mijn manier van leren
Slide 17 - Quiz
Reproductie: woordjes leren
overschrijven
hardop zeggen
wrts / quizlet / slim stampen
mindmap maken
ezelsbruggetjes bedenken
grote hoeveelheid in stukjes knippen
herhalen, herhalen, herhalen
laat je overhoren!
Slide 18 - Diapositive
Plannen
Het is belangrijk op tijd te beginnen
Waarom?
- Herhalen en lange termijn geheugen opbouwen kost meerdere weken
- Je kunt het beste leren in kleine stukjes, daardoor heb je veel dagen nodig
Slide 19 - Diapositive
Probeer nu in 5 minuten deze 20 woordjes te leren
16. de enkel - la cheville
17. de vinger - le doigt
18. de gezondheid - la santé
19. de hand - la main
20. de knie - le genou
1. het hoofd -
la tête
2. het oog, de ogen
l'œil (m), - les yeux
3. de verkoudheid -
le rhume
4. het oor -
l'oreille (f)
5. de neus -
le nez
6. de mond -
la bouche
7. de tanden -
les dents (f pl)
8. de rug -
le dos
9. de buik -
le ventre
10. de arm -
le bras
11. het been -
la jambe
12. de pukkel -
le bouton
13. de voet -
le pied
14. het ziekenhuis -
l'hôpital (m)
15. de breuk - la fracture
de breuk
la fracture
het ziekenhuis
l'hôpital (m)
de breuk
la fracture
de voet
le pied
het ziekenhuis
l'hôpital (m)
de breuk
la fracture
de enkel
la cheville
de vinger
le doigt
de teen
le doigt de pied
de gezondheid
la santé
de hand
la main
de knie
le genou
de elleboog
le coude
het lichaam
le corps
pijn hebben aan
avoir mal à
Termen toevoegen of verwijderen
Slide 20 - Diapositive
quizlet.com
Slide 21 - Lien
Vous avez des questions?
Slide 22 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
V2A 17 maart 2021
April 2020
- Leçon avec
18 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3HV - uitleg ww op re in passé conposé
October 2024
- Leçon avec
18 diapositives
unité 5: herhaling grammaire 1 (regelmatige ww op -RE)
June 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
werkwoorden op -re
March 2025
- Leçon avec
15 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3E - vr. 18/10/2024
October 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
week 20 mei A2E
February 2025
- Leçon avec
42 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammaire (verbes en -RE)
January 2025
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhaling unité 4: grammaire 1 (regelmatige ww op -RE) + vocabulaire
May 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3