H2D lezen hoofdstuk 3 18-11-2020

Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Slide 1 - Diapositive

Welke tekstverbanden ken je? (Dus geen signaalwoorden)

Slide 2 - Carte mentale

Voor vandaag:
Doel-middelverband, vergelijkend verband en een samenvattend verband.

Slide 3 - Diapositive

Doel-middelverband
Wat wordt er gebruikt om iets te bereiken.
Doel: wat je wil bereiken
Middel: wat heb je daar dan voor nodig?

'Ik draag een regenpak, zodat mijn kleren niet nat worden.'

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden die daarbij horen:

Opdat, zodat, om te, doormiddel van, met behulp van

Slide 5 - Diapositive

Vergelijkend verband
Vergelijking
Verschil of overeenkomst

'In vergelijking met gister , gaat het vandaag een stuk beter.'

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoorden die daarbij horen:

In vergelijking met, (net) als, evenals, zoals,
niet te vergeten: de vergrotende trap: meer / groter / beter dan

Slide 7 - Diapositive

Samenvattend verband
Informatie uit de tekst wordt samengevat
Zoals het boek zegt: korte weergave

'Met andere woorden, een samenvattend verband geeft een weergave van informatie uit de tekst.'

Slide 8 - Diapositive

Signaalwoorden die daarbij horen:


Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 9 - Diapositive

Wat geeft een 'doel-middelverband' aan?
A
Welk doel je nodig hebt om je middel te bereiken.
B
Welk middel je nodig hebt om je doel te bereiken.
C
Het vat samen waar de tekst over gaat.
D
Huh, doel-middelverband?!

Slide 10 - Quiz

Wat geeft een vergelijkend verband aan?
A
Het laat zien wat je net hebt gelezen.
B
Het noemt twee zaken op.
C
Het laat een verschil of overeenkomst zien.
D
Huh, vergelijkend verband?!

Slide 11 - Quiz

Wat geeft een samenvattend verband aan?
A
Verkorte weergave van de informatie uit de tekst.
B
Het zet twee zaken samen naast elkaar.
C
Het laat een overeenkomst zien.
D
Huh, samenvattend verband?!

Slide 12 - Quiz

Huiswerk

Slide 13 - Diapositive