Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 65 min
Éléments de cette leçon
Klas 2 Bron H delend lidwoord
Slide 1 - Diapositive
le temps, la date, l'heure
Quel temps fait-il? Et autres questions
Quelle est la date?
Quelle heure est-il?
Slide 2 - Diapositive
Les objectifs
- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken
Slide 3 - Diapositive
Het delend lidwoord
Bestaat niet in het Nederlands. Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord. De naam komt van 2 delen.
m
du
Je bois du café
vr
de la
Elle mange de la salade
klinker/h
de l'
Je voudrais de l'eau
meerv.
des
Tu prends des frites
Slide 4 - Diapositive
Explication: Delend lidwoord
Vergelijk met het Engelse 'some'.
I drink some coffee, she eats some salad, I would like some water, you take some fries. In het Nederlands zou je het woordje 'wat' erbij kunnen denken.
m
du
Je bois du café
vr
de la
Elle mange de la salade
klinker/h
de l'
Je voudrais de l'eau
meerv.
des
Tu prends des frites
Slide 5 - Diapositive
Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Welke woorden zijn delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les
Slide 7 - Quiz
Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h
Slide 8 - Quiz
Tu veux ... coca ?
Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 10 - Quiz
Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning
Slide 11 - Diapositive
Delend lidw. --> de/d'
hoeveelheid
Exemple:
J'achète des oranges.
J'achète un kilodesde pommes.
J'achète beaucoupdes d'oranges.
Slide 12 - Diapositive
Delend lidw. --> de/d'
ontkenning
Exemple (2):
Je mange de la viande. -->
Je ne mange jamaisde lade viande.
Tu ne prends pasde l' d'eau?
Slide 13 - Diapositive
Delend lidwoord
Let op !!!
Na de werkwoorden
aimer / adorer / détester / préférer
krijg je geen delend lidwoord maar een bepaald lidwoord (le / la / l' / les) ook na een ontkenning!
Slide 14 - Diapositive
Delend lidwoord
Exemple:
J'aime dule poisson. = Ik houd van vis.
Ook bij ontkenning:
Je n'aime pasdele poisson. Ik houd niet van vis.
Slide 15 - Diapositive
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na: een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 16 - Quiz
Wanneer gebruik je in het Frans het delend lidwoord NIET?
A
bij onbepaalde hoeveelheden
B
wanneer er in het NL geen lidwoord staat
C
in de zin "ik heb veel geld"
D
in de zin "ik heb zakgeld"
Slide 17 - Quiz
Welk delend lidwoord?
Je ne mange plus ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la
Slide 18 - Quiz
Delend lidwoord Bij het ontbijt, drink ik melk
timer
1:00
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait
Slide 19 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'
Slide 20 - Quiz
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na: aimer / adorer / préférer / détester ?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 21 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: J'adore ...... frites.
A
de
B
des
C
du
D
les
Slide 22 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in: Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 23 - Quiz
Je déteste _______ aubergine. (Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
l'
C
de l'
D
de
Slide 24 - Quiz
Deux kilos ....... pommes (Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord
Slide 25 - Quiz
Nous aimons beaucoup ... pain
A
du
B
la
C
le
D
d'
Slide 26 - Quiz
Vous n'adorez pas ... viande?
A
la
B
de la
C
de
D
du
Slide 27 - Quiz
Ik snap het delend lidwoord en kan het ook goed gebruiken
😒🙁😐🙂😃
Slide 28 - Sondage
Dit begrijp ik nog niet en wil ik graag nog een keer uitgelegd hebben