Voorzetsels met derde of vierde naamval

Herzlich Willkommen zur Deutschstunde!
Ga naar LessonUp, log in via Office365 of gebruik de code.
Da bin ich wieder!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen zur Deutschstunde!
Ga naar LessonUp, log in via Office365 of gebruik de code.
Da bin ich wieder!

Slide 1 - Diapositive

Stundenplanung
1.Warming-up 
2. Erklärung zum Thema
3. An die Arbeit
4. Kontrollfrage

  • Je kent de voorzetsels met een 3e naamval en die met een 4e naamval
  • Je kunt mbv het naamvallenschema de juiste naamval toepassen

Slide 2 - Diapositive

Warming up
- oefen je nog een keer met de naamvallen

- oefen je met voorzetsels: welke naamval komt er na een bepaald voorzetsel?

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je al over voorzetsels met naamvallen? Wat heb je afgelopen schooljaar daarover geleerd? Wat weet je nog?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

7 voorzetsels die altijd met het 4e naamval gaan.
durch = door
ohne = zonder
für= voor
entlang
gegen= tegen
um = om 
bis

Ezelsbruggetje
Dofegub

Slide 6 - Diapositive

Hier ist ein Geschenk für (jouw) Bruder.
A
dein
B
deine
C
deinem
D
deinen

Slide 7 - Quiz

Mein Freund kommt gerade aus (de) Schule.
A
die
B
der
C
dem

Slide 8 - Quiz

Außer (hem) gab es niemanden mehr in der Klasse.
A
ihm
B
er
C
ihn
D
es

Slide 9 - Quiz

Hast du etwas Zeit für (mij), dann singe ich ein Lied für (jou)!
A
mir - dir
B
ich - dir
C
mich - dich
D
ich - du

Slide 10 - Quiz

Frau Petersen, haben Sie die Nachricht von (haar) erhalten?
A
ihr
B
sie
C
Ihnen
D
ihnen

Slide 11 - Quiz

Stap 1:
Ik kijk of er een voorzetsel staat.
ja -> +3 of + 4
nee -> stap 2

Stap 2:
Ik ga de zin ontleden:
ond +1        lv +4         mw +3
Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

(jouw) Bruder geht (met zijn) Freundin zur Schule.
1/5

Slide 14 - Question ouverte

Kannst du (mijn) Mutter (het) Buch geben?
2/5

Slide 15 - Question ouverte

(na de) Deutschstunde gehen wir (naar onze) Klassenlehrer.
3/5

Slide 16 - Question ouverte

(mijn) Vater hat viel Geld (voor deze) Auto (o) bezahlt
4/5

Slide 17 - Question ouverte

Hans hat (behalve de) Lehrer (de) ganzen Klasse (een) Karte gegeben.
5/5

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Lesdoel behaald?
Ik ken niet alleen de voorzetsels met een 3e en 4e naamval, maar kan deze ook toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Slide 21 - Diapositive