Herhalingsles hoofdstuk 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Herhalingsles hoofdstuk 4

We zitten vlak voor de toets. We gaan nog even alle onderdelen herhalen die ook in de toets naar voren komen.

Succes! 

Verbanden en signaalwoorden

In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Je noemt dit een VERBAND. 

Er zijn verschillende soorten verbanden, bijvoorbeeld:

- een voorbeeld

- een oorzaak en gevolg

Verbanden en signaalwoorden

Door SIGNAALWOORDEN weet je met welk verband je te maken hebt.

VOORBEELD: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, onder andere

OORZAAK/GEVOLG: daardoor, doordat, ten gevolge van, waardoor, de oorzaak hiervan is

Verbanden en signaalwoorden

Oefenvraag 1 

Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 

voorbeeld of oorzaak/gevolg

Doordat de brug open was, kwam hij te laat op zijn werk.

Verbanden en signaalwoorden

Oefenvraag 2

Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 

voorbeeld of oorzaak/gevolg

De grappigste woorden vind je Zuid-Afrika, denk aan: bekfluitje, stokkielekker en hijsbakkie.

Verbanden en signaalwoorden

Oefenvraag 3

Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 

voorbeeld of oorzaak/gevolg

Ten gevolge van het slechte weer is de optocht afgelast.

Verbanden en signaalwoorden

Oefenvraag 4

Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 

voorbeeld of oorzaak/gevolg

Er zijn veel watersporten om te doen, zoals waterskiën, zwemmen en kanoën.

Verbanden en signaalwoorden

Oefenvraag 4 - 5 punten

Je moet signaalwoorden ook bij het goede verband kunnen plaatsen.

Vul bij de volgende vraag de tabel goed in. Bij welk verband horen de signaalwoorden? Sleep ze naar de juiste plek.

VOORBEELD

OORZAAK/GEVOLG

zo

doordat

ten gevolge van

waardoor

onder andere

Woordenschat

In dit hoofdstuk hebben we het gehad over woorden met meerdere betekenissen

Voorbeeld:

De agent boeit de dief.

Dat verhaal boeit me niet.

Woordenschat

Nog meer voorbeelden:

Ik heb je al 3 maal geappt.

In het restaurant werd een heerlijk maal opgediend.

De komende dagen wordt het stabiel zomerweer.

Dat bouwwerk is erg stabiel.

Woordenschat

De volgende uitdrukkingen moet je uit je hoofd leren:

Woordenschat

Ook zijn er 13 woorden die je uit je hoofd moet leren. Dat zijn:

concurreren, doorsnee, gecompliceerd, grondstof, inzien, mobiel, recycling, resteert, stabiele, uniek, verontreinigd en volledig

Grammatica

In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

werkwoord = ww = dingen die je kunt doen

MAKEN - ZWEMMEN - HEBBEN - ZIJN

Grammatica

In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

lidwoord = lw 

DE - HET - EEN

Grammatica

In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

zelfstandig naamwoord = zn = mensen, dieren en dingen

AUTO - AMSTERDAM - FIETSBEL - AAP - SUSAN

Grammatica

In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

bijvoeglijk naamwoord = bn = zegt iets over een zelfst. naamw

BLAUWE - KAPOTTE - ZILVEREN - VERVELENDE

Grammatica

In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

voorzetsel - vz = geeft een tijd of plaats aan

IN - OP - VAN - TIJDENS - DOOR - TUSSEN

Spelling

Tot slot hebben we het dit hoofdstuk gehad over het voltooid deelwoord als een bijvoeglijk naamwoord.

Spelling