M4, poëzie, vergelijkingen

Stijlfiguren
  • beeldspraak herkennen, zoals vergelijking en personificatie
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren
  • beeldspraak herkennen, zoals vergelijking en personificatie

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Beeldspraak: vergelijking  
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 3 - Diapositive

Beeldspraak - vergelijking

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Zo sterk als een beer



Slide 4 - Diapositive

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding
D
alleen maar een object

Slide 5 - Quiz

Vergelijking

In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken , het object (o)  en het beeld (b). Object ( ook wel de werkelijkheid) en beeld zijn met elkaar verbonden door verbindingswoorden: als een..., lijkt wel een..., zo...als (een)..., een... van (een) .....


De inbreker(o) ging er als een haas (b) vandoor.

Chantal woont in een kast (b) van een huis (o).

Die kamer van jou (o) is net een zwijnenstal (b).



Slide 6 - Diapositive

Vergelijking-zonder-als
Bij een vergelijking-zonder-als, ontbreekt het woord 'als'. Zowel het beeld als het object wordt genoemd, maar ertussen staat niet het woord 'als'. 

Slide 7 - Diapositive

Je kamer (O) ziet eruit ALS
een zwijnenstal. (B)

Slide 8 - Diapositive

Je kamer (O),
een zwijnenstal. (B)

Slide 9 - Diapositive

Ruim die
zwijnenstal (B) eens op!

Slide 10 - Diapositive

Die politicus is zo glad als een aal.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 11 - Quiz

Herhaling en eufemisme
Je benadrukt iets door het steeds te herhalen: "Geld heb ik nodig, geld!"
Je drukt iets zachter uit, om de boodschap niet zo heftig over te laten komen: "Zij is heengegaan."

Slide 12 - Diapositive

Mijn broertje is visueel gehandicapt.
A
Eufemisme
B
Herhaling

Slide 13 - Quiz

Hij vertrok als een dief in de nacht.
A
Vergelijking zonder als
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Vergelijking met als

Slide 14 - Quiz

Wij hebben de hond laten inslapen
A
Eufemisme
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Vergelijking zonder als

Slide 15 - Quiz