Taalsteun Grammatica

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Benoem onderdelen van zinsontleding

Slide 5 - Carte mentale

Wat is de persoonsvorm?
Waarom loop jij steeds te mopperen?
A
mopperen
B
loop
C
Waarom
D
jij

Slide 6 - Quiz


De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?
Heeft jouw moeder een nieuwe auto gekocht?
A
Gekocht
B
Een nieuwe auto
C
Heeft
D
Moeder

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Waarom loop jij steeds te mopperen?
A
jij
B
waarom
C
mopperen
D
loop

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
De conciërge heeft de namen van de afwezige leerlingen in de computer gezet.
A
de computer
B
de conciërge
C
de afwezige leerlingen
D
de namen van de afwezige leerlingen

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De conciërge heeft de namen van de afwezige leerlingen in de computer gezet.
A
gezet
B
heeft gezet
C
in de computer gezet
D
heeft

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Mijn moeder komt vanavond thuis van haar werk.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn zusje schildert graag in haar vrije tijd.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Kun je morgen mijn e-mail beantwoorden?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Kun je morgen mijn e-mail beantwoorden?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Maak van het woord 'kat' een verkleinwoord.

Slide 23 - Question ouverte

Maak van het woord 'snoepwinkel' een verkleinwoord.

Slide 24 - Question ouverte

Maak van het woord 'brouwerij' een verkleinwoord.

Slide 25 - Question ouverte

Maak van het woord 'woning' een verkleinwoord.

Slide 26 - Question ouverte

Maak van het woord 'baby' een verkleinwoord.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Wat is een samenstelling?

Slide 29 - Carte mentale

Hoe maak je een samenstelling?
boek+plank

Slide 30 - Question ouverte

Hoe maak je een samenstelling?
voetbal+wedstrijd

Slide 31 - Question ouverte

Hoe maak je een samenstelling?
Zomer+vakantie

Slide 32 - Question ouverte

Hoe maak je een samenstelling?
televisie+programma

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Hoe maak je een samenstelling?
boek+wurm

Slide 35 - Question ouverte

Slide 36 - Diapositive