Les 6: mens en milieu

Les 6: mens en milieu
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 6: mens en milieu

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
- Leerdoelen
- Uitleg
- Opdrachten mens en milieu
- filmpje

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervuiling.
  • Je kunt enkele oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel landoppervlakte op aarde wordt gebruikt voor landbouw?

Slide 4 - Question ouverte

Waar wordt de meeste grond in de Nederland voor gebruikt?

Slide 5 - Question ouverte

In de jaren 80 van de vorige eeuw ging het heel slecht met de otterpopulatie in Nederland. In 1988 werd in Friesland de laatste wilde otter doodgereden.
Wat is één van de redenen waarom de otter is uitgestorven in Nederland?
A
door herintroductie van de otter
B
door verhoogde biodiversiteit
C
door een verkleind leefgebied

Slide 6 - Quiz

“Zaaien van bloemen langs akkers, zodat daar insecten kunnen leven.”

Boven lees je een voorbeeld van natuurbeheer. Welke vorm van natuurbeheer is dit?
A
agrarisch natuurbeheer
B
bosbeheer
C
faunabeheer
D
waterbeheer

Slide 7 - Quiz

“Herintroductie van diersoorten.”

Boven lees je een voorbeeld van natuurbeheer. Welke vorm van natuurbeheer is dit?
A
agrarisch natuurbeheer
B
bosbeheer
C
faunabeheer
D
waterbeheer

Slide 8 - Quiz

Wat betekent biodiversiteit?

Slide 9 - Question ouverte

“Oevers minder steil maken, zodat water- en oeverplanten beter kunnen groeien.”

Boven lees je een voorbeeld van natuurbeheer. Welke vorm van natuurbeheer is dit?
A
agrarisch natuurbeheer
B
bosbeheer
C
faunabeheer
D
waterbeheer

Slide 10 - Quiz

14.
“Bomen kappen, waardoor andere bomen meer ruimte krijgen.”

Boven lees je een voorbeeld van natuurbeheer. Welke vorm van natuurbeheer is dit?
A
agrarisch natuurbeheer
B
bosbeheer
C
faunabeheer
D
waterbeheer

Slide 11 - Quiz

Mens en milieu
Niet alleen het ruimtegebruik van mensen beïnvloedt de leefomgeving van planten en dieren. Mensen halen ook stoffen uit het milieu en laten er stoffen in achter.

Slide 12 - Diapositive

Invloed op het milieu
De mens heeft invloed op het milieu. Die invloed is de laatste tweehonderd jaar sterk toegenomen. De afgelopen vijftig jaar is het aantal mensen op aarde verdubbeld (zie afbeelding). In juni 2019 waren er 7,7 miljard mensen. Volgens de hoogste voorspellingen zijn er over dertig jaar 10 miljard mensen. Al die mensen gebruiken samen heel veel energie en grondstoffen en produceren heel veel afval.

Slide 13 - Diapositive

Wel en niet afbreekbaar
Reducenten breken de dode resten en uitwerpselen van planten en dieren af. Dat noem je biologische afbraak. Het afval van planten en dieren is biologisch afbreekbaar (zie afbeelding 1).
De mens maakt producten van delen van planten of dieren. Afval dat afkomstig is van deze producten, is ook biologisch afbreekbaar. Voorbeelden van zulk afval zijn broodkorsten en papier.
Mensen maken ook producten van glas, metaal en steen. Afval van deze producten is niet biologisch afbreekbaar. Je noemt het niet-biologisch afbreekbaar afval (zie afbeelding 2). Ook kunststoffen, die worden gemaakt van aardolie, zijn niet biologisch afbreekbaar.

Slide 14 - Diapositive

Milieuproblemen
Doordat mensen stoffen uit het milieu halen en er andere stoffen aan toevoegen, veranderen we het milieu. Als dit leidt tot aantasting van het milieu, is sprake van milieuproblemen. De belangrijkste oorzaken van milieuproblemen zijn de bevolkingstoename en de manier van leven van de mens.
Mensen zorgen op twee manieren voor milieuproblemen:
• Er is sprake van uitputting als de mens stoffen uit het milieu haalt (bijvoorbeeld grondstoffen).
• Er is sprake van vervuiling als de mens stoffen aan het milieu toevoegt (bijvoorbeeld afvalstoffen).

Slide 15 - Diapositive

Uitputting
Aardolie, aardgas en steenkool zijn fossiele brandstoffen. Ze zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit resten van dode planten en dieren. Deze energiebronnen raken uitgeput. Naar verwachting zijn de voorraden aardolie en aardgas over vijftig tot honderd jaar vrijwel op.
Aardolie is niet alleen een brandstof, maar ook een grondstof voor kunststoffen. Ook veel andere grondstoffen komen uit de aarde, bijvoorbeeld zand (voor glas en bouwmateriaal) en metaalerts (voor metalen). Om al onze huizen, machines, apparaten, kleding en gebruiksvoorwerpen te maken zijn veel grondstoffen nodig. Ook de voorraden van deze natuurlijke grondstoffen raken daardoor uitgeput.
Planten hebben mineralen nodig om te groeien. Die mineralen halen ze met hun wortels uit de grond. In de landbouw worden op grote stukken grond elk jaar dezelfde planten verbouwd, zoals mais (zie afbeelding volgende slide). Dit noem je monocultuur. Hierdoor raakt de bodem uitgeput. Dat betekent dat er niet genoeg mineralen meer in de bodem zitten. De planten groeien dan niet goed meer. Om dit te voorkomen bemest de boer na elke oogst zijn land.
Ook door verdroging, overbemesting, erosie en vervuiling wordt grond minder vruchtbaar. Wereldwijd is hierdoor al 23% van het landoppervlak minder productief geworden.

Slide 16 - Diapositive

monocultuur: maïs

Slide 17 - Diapositive

Vervuiling
Om de mineralen in de bodem aan te vullen, gebruiken boeren mest (dierlijke mest of kunstmest). Een belangrijk mineraal in mest is stikstof. Een deel van de stikstof uit mest komt terecht in het grondwater en in de lucht. Ook de industrie en het verkeer (uitlaatgassen) zijn belangrijke bronnen van stikstof in het milieu.
Stikstof is een van de oorzaken van luchtvervuiling. Luchtvervuiling bestaat vooral uit smog en fijnstof. Via het grondwater en de lucht komt de stikstof terecht in natuurgebieden, waardoor de plantengroei daar verandert. Brandnetels en grassen groeien bijvoorbeeld goed op veel stikstof, maar kwetsbare of zeldzame planten kunnen er niet goed tegen en verdwijnen.
In het verleden werd het afval van de chemische industrie op vuilnisplaatsen
gestort. Zo zijn op veel plaatsen giftige stoffen in de bodem 
terechtgekomen. Dit noem je bodemvervuiling. Planten nemen de 
giftige stoffen op via hun wortels. Zo komen de giftige stoffen in 
voedselketens terecht.

Slide 18 - Diapositive

Vervuiling
Chemische gewasbeschermingsmiddelen (gifstoffen) beschermen voedingsgewassen tegen vraat door insecten en tegen ziekteverwekkers. Deze middelen kunnen in het water van sloten of in het grondwater terechtkomen. Dit is watervervuiling. De kwaliteit van het grondwater gaat hierdoor achteruit.
Het water in rivieren, zeeën en meren wordt ook vervuild door huishoudens, fabrieken en scheepvaart (zie afbeelding). Meer dan 80% van het wereldwijde afvalwater wordt zonder behandeling in het milieu geloosd. Jaarlijks worden driehonderd tot vierhonderd miljoen ton zware metalen, oplosmiddelen, giftig slib en ander afval van industriële installaties in de wateren van de wereld geloosd.
Veel organismen zijn afhankelijk van schoon water en een schone bodem. Organismen worden door vervuiling bedreigd of verdwijnen. Ook voor de mens zijn schoon water en een schone bodem belangrijk. We drinken water en eten van de gewassen die in de bodem groeien.

Slide 19 - Diapositive

Broeikaseffect
De dampkring (of atmosfeer) is de luchtlaag rondom de aarde. De dampkring is een mengsel van verschillende gassen. Deze gassen laten een deel van de zonnestraling door naar de aarde; de rest wordt weerkaatst. Door de zonnestraling warmt de aarde op. De aarde straalt deze warmte ook weer uit. Gassen in de dampkring houden de warmtestraling van de aarde tegen (zie afbeelding 5).

De gassen die de warmtestraling tegenhouden, noem je broeikasgassen, omdat ze dezelfde werking hebben als het glas van een broeikas. Deze werking noem je het (natuurlijke) broeikaseffect. De belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp en koolstofdioxide. Dankzij het broeikaseffect is het op aarde gemiddeld 15 °C. Zonder het broeikaseffect zou het op aarde veel kouder zijn (−18 °C).

Slide 20 - Diapositive

Versterkt broeikaseffect
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaat koolstofdioxide. Mensen hebben de afgelopen eeuwen heel veel extra koolstofdioxide in de dampkring gebracht. Sinds 1750 is het gehalte aan koolstofdioxide in de dampkring met zo’n 40% toegenomen. Een ander belangrijk broeikasgas is methaan, dat vooral vrijkomt uit moerassen, bossen en de veeteelt. Ook het gehalte aan methaan is sinds de achttiende eeuw toegenomen. Door de toename van broeikasgassen in de dampkring wordt meer warmte teruggekaatst naar de aarde. Dit is het versterkte broeikaseffect. Het gevolg is dat de aarde opwarmt. In de afgelopen 130 jaar is het gemiddeld 1 °C warmer geworden op aarde. In Nederland is dit 1,7 °C.


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive