7.3 Hoe komt de overheid aan geld? deel 2

H7 Wie heeft het voor het zeggen?

§ 7.1 Wat is de overheid?
§ 7.2 Sociale zekerheid
§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld? deel 2
§ 7.4 Wat geeft de overheid uit?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H7 Wie heeft het voor het zeggen?

§ 7.1 Wat is de overheid?
§ 7.2 Sociale zekerheid
§ 7.3 Hoe komt de overheid aan geld? deel 2
§ 7.4 Wat geeft de overheid uit?

Slide 1 - Diapositive

We beginnen met een paar rekenopgaven!
 
In deze les leer je:
- het verschil tussen het draagkrachtbeginsel en het 
  profijtbeginsel;
- welke belastingen je betaalt als autobezitter (bpm en 
  motorrijtuigenbelasting).      
     
    
       
         
          

Slide 2 - Diapositive

Maken: rekenopgaven 4, 6 en 7 
(blz. 212)
In je schrift
Met rekenmachine

Slide 3 - Diapositive

Opgave 4 (blz. 212)
                                            (nieuw - oud)
    Verandering in % = --------------------- x 100%
                                                 oud

Slide 4 - Diapositive

Opgave 4 (blz. 212)




(€ 9,1 miljard – € 8,9 miljard) ÷ € 8,9 miljard × 100% = 2,24....  
                                                                                                                  --> 2,2% 


                                           (nieuw - oud)
    Verandering in % = --------------------- x 100%
                                                 oud

Slide 5 - Diapositive

Opgave 6 en 7 (blz. 212)
6a  



Slide 6 - Diapositive

Opgave 6 en 7 (blz. 212)
6a  € 0,79 ÷ 25 × 150 = € 4,74 accijns per week
       € 4,74 × 52 = € 246,48 per jaar
   b  



Slide 7 - Diapositive

Opgave 6 en 7 (blz. 212)
6a  € 0,79 ÷ 25 × 150 = € 4,74 accijns per week
       € 4,74 × 52 = € 246,48 per jaar
   b  3.750 ÷ 15 × € 0,50 = € 125 accijns per maand
        € 125 × 12 = € 1.500 per jaar

7 



Slide 8 - Diapositive

Opgave 6 en 7 (blz. 212)
6a  € 0,79 ÷ 25 × 150 = € 4,74 accijns per week
       € 4,74 × 52 = € 246,48 per jaar
   b  3.750 ÷ 15 × € 0,50 = € 125 accijns per maand
        € 125 × 12 = € 1.500 per jaar

7  € 12.400.000.000 ÷ 17.200.000 = 720,9  -->  € 721



Slide 9 - Diapositive

In deze les leer je:
- het verschil tussen het draagkrachtbeginsel en het 
  profijtbeginsel;
- welke belastingen je betaalt als autobezitter (bpm en 
  motorrijtuigenbelasting).      
     
    
       
         
          

Slide 10 - Diapositive

SOLIDARITEITSBEGINSEL
De werkenden met inkomen (= actieven) staan een deel van hun inkomen af voor de mensen die zelf geen inkomen kunnen verdienen (= niet-actieven).
§ 7.2

Slide 11 - Diapositive

SOLIDARITEITSBEGINSEL
De werkenden met inkomen (= actieven) staan een deel van hun inkomen af voor de mensen die zelf geen inkomen kunnen verdienen (= niet-actieven).
§ 7.2
§ 7.3: Draagkrachtbeginsel en Profijtbeginsel  --> video 2

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

DRAAGKRACHTBEGINSEL
De hoge inkomens betalen
in verhouding (in procenten)
meer belasting dan de lagere inkomens
(bijv. inkomstenbelasting)

Slide 14 - Diapositive

PROFIJTBEGINSEL

Je betaalt aan de overheid als je

ergens gebruik van maakt

(bijv. parkeergeld, collegegeld, bibliotheekbijdrage, motorrijtuigenbelasting)

Slide 15 - Diapositive

 Welke belastingen betaal je als autobezitter?
Als je tankt
btw en accijns
Als je een auto koopt
bpm = belasting op personenauto's en motorrijwielen
Als je een auto bezit
motorrijtuigenbelasting (wegenbelasting)
hoe meer CO2-uitstoot, hoe hoger het tarief

Slide 16 - Diapositive

m. § 7.3: opg. 6 t/m 10 (blz. 200)
in je boek/schrift of online

Slide 17 - Diapositive

extra uitleg

Slide 18 - Diapositive

Draagkrachtbeginsel
Profijtbeginsel
Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting je moet betalen.
Als je ergens gebruik van maakt, dan betaal je ervoor.
Bijvoorbeeld
inkomstenbelasting
Bijvoorbeeld
motorrijtuigenbelasting, parkeergeld

Slide 19 - Diapositive