5.2 future : Present simple, continuous, going to, will/shall

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Lesson aim:

I know how to  use and make 

the future tenses.

Future tense

-> en bij meningen nergens op gebaseerd

-> afspraken waar 

tijd en datum 

vast staan

-> afspraken met een vage tijd: de vakantie / het weekend

(voornemens)

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

Welke vorm van de Future gebruik je als je een voorspelling doet
waarvoor je bewijs hebt?

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

Welke vorm van de Future gebruik je voor afspraken waar tijd en datum vast staan?

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

Welke vorm van de Future gebruik je bij
vaste schema's zoals roosters en vertrektijden?

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

Welke vorm van de Future gebruik je als je je plannen
vertelt voor volgende week?

Future: Present Simple, Present continuous, going to and will+shall

Wanneer gebruik je shall of will als het gaat over de toekomst?
Noem 3 situaties.

fill in the future tense:

I ______ my sister in December.

1. will see
2. am going to see
3. shall see
4. is going to see

Fill in the future tense:
The train ... at 8o'clock

1. will leave
2. leaves
3. is going to leave
4. shall leave

Wanneer gebruik je "will / shall"?

1. Een belofte, aanbod of voorspelling doen zonder dat er bewijs is
2. Tijdschema, rooster in de toekomst
3. Voor gemaakte afspraken in je agenda
4. Bij plannen in de toekomst & voorspelling met bewijs

Future: will/shall

In 2050 there ________ flying cars

1. will being
2. will not being
3. will be

Welke zin staat in de Present Continuous future?

1. I will go to Africa some day
2. I'm taking Wendy out for dinner tonight
3. The train leaves at six

Future Tense:
Wanneer gebruik je de "present continuous"?

1. Bij een spontane aanbod, een belofte, een voorstel of een verzoek.
2. Dingen die gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren.
3. Dingen die volgens schema gaan gebeuren.
4. Als het plan er al was vóór het gesprek.

Which sentence uses present continuous to indicate future?

1. I meet my friend tomorrow.
2. I will meet my friend tomorrow.
3. I'm meeting my friend tomorrow at 2 pm.
4. I met my friend tomorrow.

Future: will/shall

....... I call you tomorrow?

1. Will
2. Shall

Fill in the future tense:

Look at those clouds! It __________ rain

1. is going to
2. will

Future met going to

Wat is de regel van de future met going to?

1. going to + ww
2. vervoeging going to + ww
3. am/are/is + going to + ww
4. do + going to + ww

We ...... see my grandparents next weekend.
A am going to
B are going to
C is going to

1. A
2. B
3. C

Wanneer gebruik je "going to"?

1. Voor gemaakte afspraken in je agenda
2. Tijdschema, rooster in de toekomst
3. Een belofte, aanbod of voorspelling doen zonder dat er bewijs is
4. Bij plannen in de toekomst & voorspelling met bewijs

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

+ "Oh no, my jeans ripped."
"Don't worry, I (to buy) new jeans for you this weekend."

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

"Oh no! There's a leak in the boat! It ____ sink!"

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

"Can you smell that? That lasagna......... (to taste) so good!"

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

They ...... (fly) to Seattle next week.

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

"That's good news! I think it ......... (to be) good for you to try something new."

Future: Present simple / present continuous/ going to / will+shall

"What would you like to do on Friday? ____ (we - to visit) a museum?

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future: present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

The train to Exeter ____ (to leave) from platform 5.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future: present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

Tomorrow is Selina's birthday, I have an invitation. She ____ (to have) a barbecue party.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future: present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

Sorry, but I don't have time to help you tonight. I ____ (to do) my homework.

Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future: present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

The match _____ at five o'clock (start)

How well do you understand
the future tenses?

I don't understand this at all!

I understand it a little bit

I understand it completely!

Future extra reading+ excersizes

Present simple: click here

Present continuous: click here

Going to: click here

Will/shall: click here

No need? Make Unit 5.4: 1, 2, 3, 4, 5, 6