1HV Kapitel 1 Lektion 1,2,3, Redemittel + Gramm. C haben sein

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Vertaal:
üben

1. leren
2. oefenen
3. uitvoeren
4. oefening

Vertaal:
zuerst

1. terug
2. zo meteen
3. eerst
4. ten eerste

Vertaal:
het kleinkind

1. das kleine Kind
2. das Kleinkind
3. der Enkel
4. die Enkel

Vertaal in het Duits:
wij zijn

Vertaal in het Duits:
jij hebt

Vertaal:
de vader

1. der Vatter
2. der Vater
3. der Fatter
4. der Fater

Wat is onjuist geschreven?

1. die Schwestern
2. der Bruder
3. die Dochter
4. der Sohn

Vertaal:
Waar kom je vandaan?

Vertaal:
Naar welke school ga je?

Wat is juist geschreven?

1. Elteren
2. Cusine
3. Cousin
4. Unkel