H2 Trabitour 6.6 H2a

Dagopening 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Dagopening 

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

5-12

Slide 3 - Diapositive


Wie alt bist du?
Wieviel macht 1 + 2 ?  
klein - groß

Slide 4 - Diapositive

Hausaufgaben - Plenda
Schreibe auf in deine Plenda: 

  • Dienstag, 4. Stunde: L WL A ND + WL B DN. M 11 , 12 + 13
  • Donnerstag,  L WL B. M 5, 17 + 18 (S 22) 
  • Freitag  L WL B ND + gram C. M 20 + 22



38-42

Slide 5 - Diapositive

H2 Trabitour 6.6

Lernziel: - je kan 3 verschillen tussen het Duitse en het Oostenrijkse onderwijssysteem noemen.
 
Erste 5 Minuten - Nimm deine Hausaufgaben vor dir. Kontrolle!
Bücher dabei? Chromebook dabei?




5-10

Slide 6 - Diapositive

Ich mag Herrn Dijkstra, ich habe nichts gegen er.
- Wat is hier fout en waarom?
- Wat is het goede antwoord?

Slide 7 - Question ouverte

Voorzetsels 4e naamval 
durch               door
für                    voor
gegen               tegen
ohne                 zonder
um                    om
bis                     tot 

Slide 8 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
(ik) mij -             (ich)     mich
(jij) jou -             (du)     dich
(hij) hem -          (er)     ihn
(zij) haar -          (sie)    sie
(het)  het -          (es)    es 
(wij) ons -           (wir)    uns
(jullie) jullie -       (ihr)    euch
(zij) hen -            (sie)   sie
(u) u -                  (Sie)  Sie

Slide 9 - Diapositive

Antworte
40-45
5
1 lernen = leren
2 die Schülerin = de leerling
3 die Klasse = de klas
4 das Fach = het vak
5 die Stunde = het uur
6 Mathematik = wiskunde
7 aufpassen = opletten

Slide 10 - Diapositive

Plauderecke C
Luister naar de Plauderecke en verzin je eigen antwoorden. 

Slide 11 - Diapositive

Die Kinder sein sehr lieb.
- Wat is hier fout en waarom?
- Wat is het goede antwoord?

Slide 12 - Question ouverte

Antworte
40-45
19
1 kauft – Der Mann – einen Bleistift
2 sucht – Die Lehrerin – das Kind
3 macht – Der Schüler - die Hausaufgaben
4 schreibt – Der Lehrer – einen Brief
5 hat – der Schulleiter – Den Brief
6 macht – Das Kind – die Prüfung
7 kauft – Das Mädchen - das Heft
8 kennt – Der Junge – dieses Buch
9 lernt – Das Kind – die Vokabeln
10 essen – Die Kinder – ein Brötchen

20
1 Der Bruder - das Buch
2 Der Lehrer - den (der) Schüler
3 Die Schülerin - den Brief
4 Das Kind - die Hausaufgaben
5 der Schüler - das Buch
6 Ein Mann - eine (die) Zeitung
7 Eine Lehrerin - einen (der) Lehrer
8 Ein Kind - keine (die) Hausaufgaben
9 Ein Schüler - eine (die) Aufgabe
10 die Mutter - das Pausenbrot

Slide 13 - Diapositive

Antworte
40-45
22
Hallo Oma, Ich habe heute neun Unterrichtsstunden!
Nein, in der zweiten Stunde haben wir Erdkunde.
Na ja, Erdkunde mag ich nicht.
In Erdkunde habe ich eine schlechte Note.
Oh, am 11. Oktober schreiben wir eine Klassenarbeit…

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

1e naamval
Onderwerp  
- Wie/wat + werkwoord? 


ich du er sie es wir ihr sie sie
4e naamval
Lijdend voorwerp
- Wie/wat + werkwoord + onderwerp 

mich dich, ihn, sie, es, uns, euch, sie sie 

durch, für, gegen, ohne, um, bis. 

Slide 16 - Diapositive

1e naamval
Onderwerp  

ich du er sie es wir ihr sie sie

m:   der     ein
v:    die     eine
o:    das    ein
mv: die     keine 
4e naamval
Lijdend voorwerp

mich dich, ihn, sie, es, uns, euch, sie sie 
m:  den   einen
v:   die     eine
o:   das    ein
mv: die    keine 

Slide 17 - Diapositive

6

Slide 18 - Vidéo

00:00
Wat zijn de verschillen tussen het Duitse en het Oostenrijkse onderwijssysteem? 
- Tijdens deze video ga je 3 verschillen benoemen. Elke keer als een stukje geweest is, stopt de video en vul je het een verschil in. 
- Het Zwitserse systeem laten we nu even voor wat het is. 

Slide 19 - Diapositive

00:59
I In Duitsland bepalen de Bundesländer (soort provincies) het onderwijs.
II In Oostenrijk bepaalt de staat de inrichting van het onderwijs.
A
I is richtig, II is richtig
B
I is richtig, II is falsch
C
I is falsch, II is richtig
D
I is falsch, II is falsch

Slide 20 - Quiz

01:30
I in Duitsland moeten kinderen van 5 naar de Kindergarten (Kita)
II In Oostenrijk moeten kinderen van 5 naar de Kindergarten.
A
I is richtig, II is richtig
B
I is richtig, II is falsch
C
I is falsch, II is richtig
D
I is falsch, II is falsch

Slide 21 - Quiz

03:07
I De Hauptschule in Duitsland staat goed bekend.
II De Hauptschule in Oostenrijk staat goed bekend.

A
I is richtig, II is richtig
B
I is richtig, II is falsch
C
I is falsch, II is richtig
D
I is falsch, II is richtig

Slide 22 - Quiz

04:53
Hoeveel weken zomervakantie hebben:
I De Duitse leerlingen?
II de Oostenrijkse leerlingen?

Slide 23 - Question ouverte

05:26
Noem nu 3 verschillen tussen het Duitse en het Oostenrijkse systeem.
Begin elk verschil met de woorden: In Duitsland..., in Oostenrijk ...

Slide 24 - Question ouverte

Hausaufgaben - Plenda
Schreibe auf in deine Plenda: 

  • Dienstag L gram C + WL DF N-D. M 18 (S. 23) 
  • Donnerstag L WL DF. M 23. 
  • Freitag: Jokertoets: WL A, B. Gr C 



38-42

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive