2AH -bron D - c.5 6e ed - 13/5

BONJOUR
tout le monde!!
                   Attention!
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR
tout le monde!!
                   Attention!
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

Slide 1 - Diapositive

Exercice
Schrijf op in je schrift!
A. Leg uit wat de woorden ne...pas
 betekenen in het Nederlands.
B. Hoe gebruik je de ontkenning 'ne...pas' in 
een zin?
C. Wat is het verschil tussen 'ne...pas' en 'n'...pas'?
D. Maak onderstaande zinnen ontkennend.
1. Il va au collége.
2. Nous sommes à la maison.
3. Elle a un chien.
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Discuter
Bespreek je antwoorden op 
onderstaande vragen met je buur. 

A. Leg uit wat de woorden ne...pas
 betekenen in het Nederlands.
B. Hoe gebruik je de ontkenning 'ne...pas' in 
een zin?
C. Wat is het verschil tussen 'ne...pas' en 'n'...pas'?
D. Maak onderstaande zinnen ontkennend.
1. Il va au collége.
2. Nous sommes à la maison.
3. Elle a un chien.
timer
1:30

Slide 3 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 15 mai
1.  But                                    
2. la négation 
3. Travail individuel         
4. Evaluation                      
But:  Ik ken 5 verschillende ontkenningen in het Frans en kan deze gebruiken in een zin.

Slide 4 - Diapositive

De ontkenning

Slide 5 - Diapositive

Partie 1 - herkennen

Slide 6 - Diapositive

In welke zin staat een ontkenning in het Frans?
A
J'ai acheté deux pommes.
B
Est-ce que tu veux un coca?
C
Je ne vais pas à l'école aujourd'hui.
D
Je ne mange jamais des frites.

Slide 7 - Quiz

In welke zin staat de ontkenning JUIST?
A
Il pas regarde n'un film.
B
Elle n'aime pas la viande.
C
Nous ne pas regardons un film.
D
Sophie déteste ne pas le français.

Slide 8 - Quiz

Il ne regarde pas la télé.
NE / N'
PAS
Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)
Onderwerp
Rest van de zin

Slide 9 - Diapositive

Nog twee voorbeelden...
Il veut acheter un jean. 
Il ne veut pas acheter un jean.

Elle a mangé un hamburger.
Elle n'a pas mangé un hamburger.



Slide 10 - Diapositive

Attention!
C'est possible.
Ce n'est pas possible.

Il y a une pharmacie.
Il n'y a pas de pharmacie.
C'est
Il y a

Slide 11 - Diapositive

In welke zin staat een ontkenning in het Frans?
A
Mon père a joué au foot.
B
Samuel ne parle pas français.
C
Tu pars en vacances?
D
Elles n'adorent pas les maths.

Slide 12 - Quiz

In welke zin staat de ontkenning JUIST?
A
On aime ne pas le foot.
B
Ne vous pas marchez dans la rue.
C
Je ne veux pas écouter cette chanson.
D
Paul ne pas cherche un livre.

Slide 13 - Quiz

Partie 2 - andere ontkenningen

Slide 14 - Diapositive

Verschillende ontkenningen
ne ... pas
niet (geen)
Je ne mange pas de viande.
Ik eet niet (geen) vlees.
ne ... plus
niet (geen) meer
Je ne mange plus de viande.
Ik eet niet (geen) vlees meer.
ne ... jamais
nooit
Je ne mange jamais de viande.
Ik eet nooit vlees.
ne ... rien
niets
Je ne mange rien.
Ik eet niets.
ne ... pas encore
nog niet
Je ne mange pas encore de viande.
Ik eet nog niet (geen) vlees.

Slide 15 - Diapositive

niet
nooit
nog niet
niet meer
niets
ne ... plus
ne ... rien
ne ... jamais
ne ... pas
ne ... pas encore

Slide 16 - Question de remorquage

De zinsopbouw blijft hetzelfde!
NE / N'
PAS
PLUS
PAS ENCORE
JAMAIS
RIEN
Persoonsvorm
(1e werkwoord in de zin)
Onderwerp
Rest van de zin

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden
J'ai un chien. 
(niet meer) Je n'ai plus de chien.

Mes parents vont à la plage.
(nooit) Mes parents ne vont jamais à la plage.

Elle écrit.
(niets) Elle n'écrit rien.

Slide 18 - Diapositive

Welke ontkenning betekent "niet meer"?
A
ne...plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 19 - Quiz

Vertaal: "Ik heb niets gegeten".
A
Je n'ai jamais mangé.
B
Je n'ai pas mangé.
C
Je n'ai pas encore mangé.
D
Je n'ai rien mangé.

Slide 20 - Quiz

Partie 3 - toepassen

Slide 21 - Diapositive

Maak de volgende zin ontkennend met "nooit" > Nous allons au cinéma.

Slide 22 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "nog niet" > Elle veut un lapin.

Slide 23 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "niet" > Paula aime l'histoire.

Slide 24 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "nooit" > Je suis allé à Paris.

Slide 25 - Question ouverte

Travail individuel
Quoi:         Havo: ex 16c, 17 + 18
                     vwo: ex. 16c + 17 
Aide:         Grammaire page 22/23
Prêt:        1. Corriger (LessonUp) 
                 2. Oefenen grammaire D via                          slimstampen

Slide 26 - Diapositive

Evaluation
But:  
Ik ken 5 verschillende ontkenningen in het Frans en kan deze gebruiken in een zin.

Slide 27 - Diapositive

niet
nooit
nog niet
niet meer
niets
ne ... plus
ne ... rien
ne ... jamais
ne ... pas
ne ... pas encore

Slide 28 - Question de remorquage

Maak de volgende zin ontkennend met "nog niet" > Ils ont pris le train.

Slide 29 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "niet" > Paula fait ses devoirs.

Slide 30 - Question ouverte

Maak de volgende zin ontkennend met "niet meer" > J'ai un chien.

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive