Signaalwoorden en tekstverbanden

Tekstverbanden
&
signaalwoorden 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden
&
signaalwoorden 

Slide 1 - Diapositive

Welke tekstverbanden en signaalwoorden kennen jullie?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

daardoor
kortom
zo
tegenstelling
indien
concluderend
voorbeeld
voorwaarde
oorzaak-gevolg
enerzijds/anderzijds

Slide 4 - Question de remorquage

Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.

Wat is 'en'
A
voorbeeld
B
reden
C
opsomming
D
oorzaak gevolg

Slide 5 - Quiz

Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.

Wat is 'maar'?
A
conclusie
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
middel doel

Slide 6 - Quiz

Doordat er te weinig leerlingen waren, moest de school sluiten.

Welk verband staat in deze zin?

A
oorzaak gevolg
B
doel middel
C
tegenstelling
D
reden

Slide 7 - Quiz

Indien het aantal aanmeldingen te gering is, zal de voorstelling worden geschrapt.

Welk tekstverband staat in deze zin?
A
voorwaarde
B
middel doel
C
oorzaak gevolg
D
voorbeeld

Slide 8 - Quiz

Een samenvattend inzicht
Twee of meer begrippen of meningen spreken elkaar tegen.
De schrijver legt een oorzaak van een verschijnsel of gebeurtenis uit.
Een deel van de zin geeft aan wat mag, waarvoor toestemming is gegeven.
conclusie
tegenstelling
voorwaarde
reden

Slide 9 - Question de remorquage

timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

1. Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken _______ een pizza. Hier is sprake van een _______.

2._______ Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende. Hier is sprake van een _______.

3. _______ er een ongeluk gebeurd was, kwamen wij te laat. Hier is sprake van een _______.

4. Ik ga vandaag eerder weg, _______ ik moet nog boodschappen doen. Hier is sprake van een _______.

5. Je mag vanavond naar het feest _______ je je gedraagt en op tijd thuis bent. Hier is sprake van een _______.

6. De _______ is dat iedereen zin heeft om naar dat feest te gaan. Hier is sprake van een _______.
Doordat
mits
reden
en
oorzaak
tegenstelling
voorwaarde
conclusie
slotsom
Hoewel
want
opsomming

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Proefwerk 8 april
Bestudeer:
- pagina 340/341 over het schrijven van de zakelijke brief
- pagina 103 over tekstverbanden en signaalwoorden.
- toets vindt schriftelijk plaats 

> Lees de opdracht goed door voordat je begint! Zorg dat alle punten aan bod komen in je brief! 

Slide 13 - Diapositive