Nectar 4H 2.2 t/m 2.4

Nectar 4H 2.2 t/m 2.4 herh
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Nectar 4H 2.2 t/m 2.4 herh

Slide 1 - Diapositive

DNA-chromosoom-allel

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 5 - Quiz

Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe
D
Chromosomen bestaan niet

Slide 6 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Hoeveel chromatiden heeft een cel met 22 chromosomen na DNA replicatie?
A
11
B
22
C
44
D
88

Slide 11 - Quiz

Translatie en eiwitsynthese

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Transcriptie
DNA wordt herschreven naar RNA  
  • Vergelijkbaar proces als DNA-replicatie, maar nu met RNA nucleotiden

Slide 15 - Diapositive

Translatie

Slide 16 - Diapositive

tRNA 
  • Kleine stukjes enkel strengs RNA (wel met 3D vorm)
  • Anticodon voor aminozuur

Slide 17 - Diapositive

Transcriptie
Translatie

Slide 18 - Diapositive

Transcriptie & Translatie

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Transcriptie vindt plaatst in:
A
celkern
B
Golgi apparaat
C
ribosoom
D
endoplasmatisch reticulum

Slide 22 - Quiz

Wat ontstaat er bij transcriptie?
A
Eiwit
B
Aminozuur
C
DNA
D
mRNA

Slide 23 - Quiz

Translatie is het proces waarbij ... wordt omgezet naar ... :
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> Eiwit
C
mRNA -> DNA
D
Eiwit -> mRNA

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

sleep de termen naar de juiste plaats in de afbeelding
DNA
eiwit
losse aminozuren
ribosoom
mRNA
codon

Slide 29 - Question de remorquage

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Aan een tRNA kan één aminozuur gekoppeld zijn.

Welk aminozuur is gekoppeld aan dit tRNA?
A
Glutaminezuur (Glu)
B
Valine (Val)
C
Glutamine (Gln)
D
Leucine (Leu)

Slide 30 - Quiz

Opdracht
Maak de D-toets 2.2 t/m 2.4 op classroom


Slide 31 - Diapositive