‹Revenir à la recherche

werkwoordsvormen

Lesdoel
1. Je kent de verschillende werkwoordvormen
2. Je kunt ze op de juiste manier spellen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel
1. Je kent de verschillende werkwoordvormen
2. Je kunt ze op de juiste manier spellen

Slide 1 - Diapositive

benadelen

1. Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 2 - Question ouverte

ontdekken

1. Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 3 - Question ouverte

veranderen

1. Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 4 - Question ouverte

verbazen

1. Maak een zin waarin het woord een voltooid deelwoord is.
2. Maak een zin waarbij het onderwerp van de zin derde persoon enkelvoud is, bijvoorbeeld 'hij'.

Slide 5 - Question ouverte

De coureur (racen) afgelopen zondag in zijn (opvoeren) Ferrari naar een (klinken) overwinning.

Slide 6 - Question ouverte

werkwoordsvormen
pv: hij loopt
vd: hij heeft gelopen
ovd: het kind ging lopend naar school
bgvd: de gelopen race
bgovd: het lopende kind
infinitief: hij moest de race nog lopen

Slide 7 - Diapositive

En nu:

Slide 8 - Diapositive

En nu:

Slide 9 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  •                                                                        Dansen
  • Voltooid deelwoord            >         ik heb gedanst
  • Onvoltooid deelwoord      >          dansend loop ik over straat
  • Bijvoeglijk gebruikt   vdw >          de gedanste wals
  • Bijvoeglijk gebruikt odw   >          Al dansende liep hij op mij af
  • Infinitief                                   >           hij begon te dansen

Slide 10 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  • Voltooid deelwoord            
  • Onvoltooid deelwoord      
  • Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  • Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  • Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.

Slide 11 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
  6. Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
1. voltooid deelwoord
-d of -t?
langer maken of 't ex-kofschip.
Anders -en
(we hebben daar gelopen)

Slide 12 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
2. onvoltooid deelwoord
Hele werkwoord + d 

Dansen+d
Fluiten+d
Teleurstellen+d

Slide 13 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
Deze werkwoordsvormen veranderen dus niet mee met de tijdproef of getalproef.
3. bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord
zwak ww: zo kort mogelijk
- geredde leerlingen
- verlote prijzen

Slide 14 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
3. bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord
sterk ww: hetzelfde als het voltooid deelwoord
- de gewassen trui
- het gekregen cadeau


Slide 15 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
4. bijvoeglijk gebruikt onvolt. deelwoord
zo kort mogelijk
- wandelende kinderen
- teleurstellende resultaten


Slide 16 - Diapositive

Andere werkwoordsvormen
  1. Voltooid deelwoord            
  2. Onvoltooid deelwoord      
  3. Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord         
  4. Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord         
  5. Infinitief         
5. infinitief
Gewoon het hele werkwoord (t.t.)

Wij lopen
Ik houd ervan om naar school te lopen.

Slide 17 - Diapositive

verschil sterk en zwak
                                                                           sterk              zwak
od = onvoltooid deelwoord                    fluitend       dansend
vd = voltooid deelwoord                         gefloten      gedanst
bn = bijvoeglijk naamwoord                 gefloten       gedanste
inf = infinitief                                              fluiten          dansen
gw= gebiedende wijs                              fluit               dans

Slide 18 - Diapositive

Zoek de fouten:

Slide 19 - Diapositive

En nu:
  1. Uitleg vervoegen van import (Engelse) werkwoorden
  2. Verder met het oefenen van de persoonsvorm en importwerkwoorden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Gewoon als Nederlandse werkwoorden,
maar laat de -e staan bij de ik-vorm als dat nodig is voor de uitspraak.

(Ik delete, ik race, ik game)

Slide 22 - Diapositive

Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Gewoon als Nederlandse werkwoorden,
maar laat de -e staan bij de ik-vorm als dat nodig is voor de uitspraak.
(Ik delete, ik race, ik game)

Hele werkwoord: deleten 
Ik delete                   ik deletete
jij deletet                  jij deletete
wij deleten               wij deleteten
ik heb gedeletet
de gedeletete bestanden

Slide 23 - Diapositive

Hoe pas je 't ex kofschip toe?
Hoe vervoeg je importwerkwoorden? 
Als je moet kiezen of er -te(n) of -de(n) achter komt: gebruik 't ex-kofschip bij de verleden tijd. 

                 

Het ziet er gek uit, dat wel...
e-mailen > zij e-mailde
breakdancen > hij breakdancete    

Slide 24 - Diapositive

Dubbele medeklinkers verdwijnen
Babysitten > ik babysit, ik babysitte 

Joggen        > ik jog, ik jogde   

Scannen >  ik scan, ik scande    

Tenzij het nodig is om een Engelse uitspraak aan te geven
basketballen - ik basketbal - hij basketbalt - basketbalde - gebasketbald
baseballen     - ik baseball    - hij baseballt   - baseballde    - gebaseballd 
Hele werkwoord: stressen 
Ik stres                   ik streste
jij strest                  jij streste
wij stressen               wij stresten
ik heb gestrest
de gestreste muzikant

Slide 25 - Diapositive

samen oefenen importwerkwoorden
Vervoeg het werkwoord 'racen'
tegenwoordige tijd:      verleden tijd:
Ik ....                                    ....
Max ....                               ....
Jullie ....                             ....
Wij hebben ...

 

Slide 26 - Diapositive

werkwoordsvormen

Slide 27 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci

les 5 andere werkwoordsvormen

- Leçon avec 24 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

les 5 andere werkwoordsvormen

- Leçon avec 40 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

les 3 importwerkwoorden en start andere werkwoorden

- Leçon avec 22 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

AV: Les 5 - pv, overige werkwoordsvormen

- Leçon avec 21 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Spelling 1: werkwoordspelling

- Leçon avec 20 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Spelling 1: werkwoordspelling

- Leçon avec 24 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

SP - Importwerkwoorden en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

- Leçon avec 17 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

les 4 paragraaf 2 andere werkwoorden

- Leçon avec 13 diapositives
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4