Capitulo 3 - les 2

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoy es viernes, 13 de junio

Slide 2 - Diapositive

Las reglas:
Respect:
Als iemand praat is de rest stil
Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
We maken elkaar niet belachelijk
We komen onze afspraken na (HW, geen mobiel, etc.)

Slide 3 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Het werkwoord TENER (hebben) in het Spaans
  • Overhoring: los números 1 al 20
  • De getallen 30 t/m 100 in het Spaans
  • Het werkwoord TENER (hebben) in het Spaans
  • De bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans

Slide 4 - Diapositive

¿Cuál es la meta de hoy? 
Ik kan het werkwoord TENER in het Spaans vervoegen
Ik weet hoe ik de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans moet gebruiken

Slide 5 - Diapositive

Korte pauze
Vlog nog niet ingeleverd: Kyra, Eva en Philip

Toets nog niet ingehaald: Nienke

Slide 6 - Diapositive

Korte pauze
De getallen 30 t/m 100

Slide 7 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer?
Wat? libro de ejercicio: blz. 67, opdr. 8 B
Hoe? Individueel
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 5 minutos
Uitkomst: Ik weet welke getallen ik wel weet in het 
Spaans
Klaar? Libro de ejercicio opdr. 9 blz. 68
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

Korte pauze
Het werkwoord TENER (hebben)
tengo

tienes

tiene

tienen

tenemos

tenéis

*
*

Slide 9 - Diapositive

Korte pauze
Persoonlijke voornaamwoorden
Yo = staat alléén yo
Tú = staat alléén tú
él / ella/ usted= staat één naam of één ding
___________________________________________________
Nosotros/as = staat een naam (of meerdere) + yo
Vosotros/as = staat een naam (of meerdere) + tú
ellos = man + man    OF    vrouw + man
ellas= vrouw + vrouw
ustedes = oudere persoon + oudere persoon

Slide 10 - Diapositive

Vul het werkwoord TENER in:
1. Martha ____________ unos libros.
2. Mis abuelos ____________ un perro.
3. La profesora y yo ____________ una reunión.
4. Tú ____________ muchos deberes.
5. Yo ____________ una hermana.
6. Mi amiga y tú ____________ un auto.
7. Diego y Dora ____________ un mapa.

Slide 11 - Diapositive

Vul het werkwoord TENER in:
1. Martha tiene unos libros.
2. Mis abuelos tienen un perro.
3. La profesora y yo tenemos una reunión.
4. Tú tienes muchos deberes.
5. Yo tengo una hermana.
6. Mi amiga y tú tenéis un auto.
7. Diego y Dora tienen un mapa.

Slide 12 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio: blz.69, opdr. 11 en 12 samen.
Hoe? Klassikaal
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 15 minutos
Uitkomst: Ik begrijp hoe ik tener moet vervoegen
Klaar? Libro de ejercicio opdr. 9 blz. 68

Slide 13 - Diapositive

Korte pauze
Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 14 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio:: blz. 77 en 78, opdr. 26 t/m 28
Hoe? in duo's
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 20 minutos
Uitkomst: Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans moet gebruiken

Slide 15 - Diapositive

Los deberes

Oefentoets

Laatste les voor de toets





Slide 16 - Diapositive

¿Cuál es la meta de hoy? 
Ik kan het werkwoord TENER in het Spaans vervoegen
Ik weet hoe ik de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans moet gebruiken

Slide 17 - Diapositive

¿Preguntas?

Slide 18 - Diapositive

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 21 - Quiz

Quizlet
https://ap.lc/wzBbJ

Slide 22 - Diapositive