V4 - bijvoeglijk naamwoord

Das Adjektiv = bijvoeglijk nw.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Das Adjektiv = bijvoeglijk nw.

Slide 1 - Diapositive

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
  •   betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
  •  staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 2 - Diapositive

Steigerung des Adjektivs
Bij het bijvoeglijk naamwoord horen 3 trappen:
  1. stellende trap (positief): schön
  2. vergrotende trap (comparatief): schöner
  3. overtreffende trap (superlatief): schönste

Belangrijke uitzonderingen:
gut - besser - beste
viel - mehr - meiste
let op: wenig - weniger - wenigste

Slide 3 - Diapositive

Steigerung des Adjektivs
Beispiele:
Ist Deutsch wirklich einfacher als Französisch?
Mein Bruder ist älter als ich.   
Ein Porsche ist teurer als ein Trabi.    
Welche Musik gefällt dir am besten?
In meiner Freizeit mache ich am liebsten Sport.
Was ist das größte Tier der Welt? 
Ihr seid die nettesten Schüler dieser Schule.




Slide 4 - Diapositive

Ein Porsche kostet (viel)... als ein Trabi.

Slide 5 - Question ouverte

Ein Gepard ist das (schnell) ... Säugetier der Welt.

Slide 6 - Question ouverte

Eine Schildkröte läuft (langsam)... als ein Hase.

Slide 7 - Question ouverte

Am (lieb) ... mag ich Schokoladeneis.

Slide 8 - Question ouverte

Vervoegen van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord krijgt een uitgang. De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is afhankelijk van:
1. het woord dat eraan voorafgaat (woord uit de der-Gruppe, de ein-Gruppe of de afwezigheid ervan (nichts-Gruppe)).
2. De naamval van de woordgroep. 
3. het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig, meervoud) van het zelfstandig naamwoord. 

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 10 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 11 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord: Null-Gruppe

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld:
Ein ...  groß... Haus gefällt mir gut!

=> geslacht van 'Haus' ?
=> naamval van het zinsdeel?
=> ein/ der Gruppe?

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld:
=> geslacht van 'Haus' ?    das Haus - onzijdig
=> naamval van het zinsdeel?  onderw. = 1e nvl.

                Ein- großes Haus gefällt mir!

Slide 14 - Diapositive

opmerkingen
1. Twee of meer bijvoeglijke naamwoorden voor hetzelfde zelfstandige naamwoord hebben dezelfde uitgang. 
dieser große, nette Mann spielt in unserer Mannschaft.

Das kleine, dicke, teuere Buch liegt hier im Schaufenster.



Slide 15 - Diapositive

Ein ... jung... Frau hat uns geholfen.
A
- -e
B
- -es
C
-en -en
D
-e -e

Slide 16 - Quiz

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
-e
B
-en
C
-er
D
-em

Slide 17 - Quiz

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
-e
B
-er
C
-en
D
-em

Slide 18 - Quiz

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (0) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 19 - Quiz

Wir fahren mit (d)... rot..... Boot (o).
A
dem -en
B
den -en
C
das -e
D
dem -em

Slide 20 - Quiz

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 21 - Quiz

Durch (d)... rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!
A
die -e
B
der -er
C
dem -en
D
das -es

Slide 22 - Quiz