NOVA_H1_proef 3_4H

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

H1 Chemisch rekenen

NOVA havo4

PRACTICUM - proef 3

Leg klaar:

- boek + pen

kalkaanslag

• kalk = calciumcarbonaat
             = CaCO₃
• verwijderen met zoutzuur
    = HCl-oplossing
• er ontstaat CO₂ (g) + H₂O (l)

proef 3

• erlenmeyer met 0,1 of 0,2 of 0,3 of 0,4 of 0,5 g CaCO₃
• toevoegen:
  10 mL 0,50 M HCl-oplossing
• opvangen CO₂ (g)
• aflezen op maatcilinder hoeveel mL gas is gevormd

proef 3

• erlenmeyer met 0,1 of 0,2 of 0,3 of 0,4 of 0,5 g CaCO₃
• toevoegen:
  10 mL 0,50 M HCl-oplossing
• opvangen CO₂ (g)
• aflezen op maatcilinder hoeveel mL gas is gevormd

massa CaCO 3 (g)	CO 2 -gas (mL)
	meting 1	meting 2	meting 3	meting 4
0,1
0,2
0,3
0,4

proef 3

• erlenmeyer met 0,1 of 0,2 of 0,3 of 0,4 of 0,5 g CaCO₃
• toevoegen:
  10 mL 0,50 M HCl-oplossing
• opvangen CO₂ (g)
• aflezen op maatcilinder hoeveel mL gas is gevormd

opdracht 2

1) zet alle meetwaarden uit de tabel
   in de grafiek op blz 56 van je boek

proef 3

• erlenmeyer met 0,1 of 0,2 of 0,3 of 0,4 of 0,5 g CaCO₃
• toevoegen:
  10 mL 0,50 M HCl-oplossing
• opvangen CO₂ (g)
• aflezen op maatcilinder hoeveel mL gas is gevormd

opdracht 2

2) trek door de meetwaarden 2 lijnen:
    --> stijgende lijn aan het begin van de grafiek
    --> horizontale lijn aan het einde van de grafiek 

bespreking

opdracht 2

opdracht 3

in stijgende deel van de grafiek

• toename CO₂-gehalte
• er is voldoende zoutzuur aanwezig om alle CaCO₃ om te zetten
• zoutzuur = overmaat

opdracht 3

in horizontale deel van de grafiek:

• bij meer CaCO₃
• blijft CO₂-gehalte gelijk
• er is te weinig zoutzuur om alle CaCO₃ om te zetten
• CaCO₃ = overmaat

opdracht 4

• bij 0,25 g CaCO₃ is er een knik in de grafiek
• op dit punt is er precies genoeg zoutzuur om alle aanwezige CaCO₃ te laten reageren

opdracht 5

Gegeven

c(HCl) = 0,50 M

V(HCl) = 10 mL = 0,010 L

Gevraagd

n(HCl) = ? mol

Uitwerking n(HCl) = V ∙ c = 0,010 × 0,50 = 5,0∙10⁻³ mol 

opdracht 6

Gegeven   m(CaCO₃) = 0,25 g

Gevraagd  n(CaCO₃) = ? mol

Uitwerking

M(CaCO₃) = 100,09 g / mol

n(CaCO₃) = m/M = 0,25/100,09 = 2,498∙10⁻³

n(CaCO₃) = 2,5∙10⁻³ mol 

opdracht 7

De molverhouding in deze proef is: n(CaCO₃) : n(HCl) = 2,5∙10⁻³ : 5,0∙10⁻³ mol

                                     = 2,5∙10−3    =  2,5  = 1,0

                                        5,0∙10^{−3         5,0      2,0}

dus n(CaCO₃) : n(HCl) = 1,0 : 2,0