OPS Jonge schoolkind

• Ontwikkelingspsychologie
• MBO
• Studiejaar 1

Jonge schoolkind

Kleuter

Peuter

Baby

Lengtegroei + spiermassa

Voornamelijk breedtegroei

Lichaamsverhouding wordt harmonieuzer

In welke fase van taalontwikkeling zitten de peuter en de kleuter?

Wat is geen sociaal-affectieve ontwikkeling?

1. Eigen identiteit ontwikkelen
2. Lust gekoppeld aan zindelijk worden
3. Leren via de tast
4. Zintuigelijk genot

Jonge schoolkind

Lichamelijke ontwikkeling

• Groei naar harmonische lichaamsverhouding
• Mot. ontwikkeling wordt gekenmerkt door goede oog-handcoördinatie
• Ontstaan spelinzicht

• Verbetering: evenwicht & coördinatie --> kinderen gaan eleganter bewegen
  
• Beide handen onafhankelijk gebruiken
  
• Intensiteit: korte krachtuitoefening!*

• Kort en snelle inspanning, herstel is snel
  
• Melkzuursysteem matig ontwikkeld, verzuring treedt snel op!
  
• Spelinzicht ontwikkelt zich (cognitief?)

Motorische ontwikkeling

Sportdeelname van jonge schoolkinderen is hoog!

• 95% voldoet aan RSO-norm
• 65% sport wekelijks (2017)
• 55% voldoet aan nieuwe richtlijn (2017)

Nieuwe beweeg- richtlijnen 2017

1. Bewegen is goed, meer bewegen is beter
2. Minstens één uur per dag aan matig/intensieve inspanning
3. Minstens 3x per week spier- en botversterkende activiteiten
4. Voorkom (veel) stilzitten

Jij kan/moet hier iets mee!

Cognitieve ontwikkeling

• Concreet -> Abstract denken
• Fantasie -> Realiteit
• Spelgedrag gekenmerkt door aandacht voor constructies en een opvallende leergierigheid
  
  
• Taalontwikkeling: meer ingewikkelde zinnen
  

Cognitieve ontwikkeling

- Concreet naar abstract denken: Conservatie (Piaget, 1967)

- Fantasie naar realiteit ("haaien in de Nederlandse meren")

- Spelgedrag: constructies &
   videospellen(effect op bewegen)

Cette vidéo n'est plus disponible

Soc. affectieve
ontwikkeling

• Seksesegresatie
  (scheiding man/vrouw)
• Prestatiedrang
• Emoties zijn terughoudend
• Opstandig gedrag 

Sociaal affectieve ontwikkeling

• Seksesegresatie: jongens spelen vooral met jongens, meisjes vooral met meisjes.
• Vriendschappen zijn vaak heftig, vaak ook korte duur.
• Prestatie leveren wordt belangrijker, tegen verlies kunnen is nog moeilijk.
• Succeservaringen zijn belangrijk voor zelfbeeld!
• Uiten van emoties is terughoudend, worden verborgen. 
• Angsten nemen toe: opa naar het ziekenhuis, geweld op tv. 
• Leren omgaan met moeilijke situaties: aanpakken / omzeilen
• Opstandig/agressief gedrag neemt toe, oorzaak verschilt! 

Wat is geen motorische ontwikkeling van het jonge schoolkind?

1. Eleganter gaan bewegen
2. Speelgedrag gericht op constructies
3. Prestatie leveren wordt belangrijker
4. Melkzuursysteem matig ontwikkeld

Noem een voorbeeld van de cognitieve ontwikkeling van het jonge schoolkind:

Waarom zijn succeservaringen en positief coachen belangrijk?

Het oudere schoolkind 9-12 jaar

Wat is abstract denken precies?

1. Een grote fantasiewereld creëren en dat voor waar zien.
2. Wat je niet ziet, bestaat niet. Weg = weg.
3. Dingen die niet direct waarneembaar zijn toch goed in kunnen schatten.
4. Alle 3 de antwoorden zijn waar.

Lichamelijke ontwikkeling

• De lichamelijke groei leidt tot een ideale lichaamsverhouding
• motorisch gevoelige leeftijd (optimale leerperiode)  
• Het verschil tussen jongens en meisjes 
• Hoge sportdeelname

Motorische ontwikkeling

• Meiden komen in een groeispurt waarbij het kan zijn dat de harmonieuze lichaamsverhoudingen tijdelijk verloren gaan. 
• Jongens worden sterker en krijgen een groter uithoudingsvermogen dan meisjes 
• De fijne en grove motoriek zijn in deze leeftijdsfase uitstekend. 
• Tactische vaardigheden groeien ook.  

Cognitieve ontwikkeling

• De ontwikkeling van concreet naar abstract wordt in deze periode voltooid 
• Het oudere schoolkind is in staat om te analyseren en te reflecteren
• De taalontwikkeling gaat door, maar niet zo snel als in de eerste jaren. 

Wanneer het oudere basisschoolkind nadenkt over de toekomst en of maatschappelijke problemen, dan noemen we dat:

1. Negatief zelfbeeld
2. Reflecteren
3. Vergelijken
4. Identificeren

Sociaal affectieve ontwikkeling

De sociaal affectieve ontwikkeling van het oudere schoolkind bestaat uit de volgende kenmerken: 

• Het belangrijk worden van een peer group 
•  identificatie met idolen
• ontwikkeling normen en waarden 
• veelvuldig voorkomen van pesten 
• seksuele ontwikkeling 

Luister

Norm

Waarde

handelen uit liefde 

Elkaars bezit respecteren

We hebben respect voor elkaars geloofsovertuiging 

Je staat op voor ouderen en zwangere vrouwen in het openbaar vervoer.

Geduld en respect

Behulpzaamheid

Wat weten we nog? 

• Baby 
• Peuter 
• Kleuter 
• Jonge Basisschoolkind
• Oude basisschoolkind  
  Benoem van elke leeftijdsfase 2 cognitieve, 2 motorische en 2 sociaal affectieve ontwikkelingen die kenmerkend zijn. 

Baby

Peuter

Kleuter

Jonge basisschoolkind

Oude basisschoolkind

Bewegen bij de baby gebeurt in de eerste instantie reflexmatig, onder welke invalshoek valt deze ontwikkeling?

1. Motorische ontwikkeling
2. Cognitieve ontwikkeling
3. Sociaal/affectieve ontwikkeling
4. Alle antwoorden zijn fout.

De hechting aan een stabiele, betrouwbare verzorger is belangrijk voor de .....................van de baby

1. Motorische ontwikkeling
2. Cognitieve ontwikkeling
3. Sociaal/affectieve ontwikkeling
4. Alle antwoorden zijn goed.

Wat is geen motorische ontwikkeling van het jonge schoolkind?

1. Eleganter gaan bewegen
2. Speelgedrag gericht op constructies
3. Prestatie leveren wordt belangrijker
4. Melkzuursysteem matig ontwikkeld

Wat is geen sociaal-affectieve ontwikkeling?

1. Eigen identiteit ontwikkelen
2. Lust gekoppeld aan zindelijk worden
3. Leren via de tast
4. Zintuigelijk genot

Wat is abstract denken precies?

1. Een grote fantasiewereld creëren en dat voor waar zien.
2. Wat je niet ziet, bestaat niet. Weg = weg.
3. Dingen die niet direct waarneembaar zijn toch goed in kunnen schatten.
4. Alle 3 de antwoorden zijn waar.

Wat is grove motoriek?

1. tekenen
2. schrijven
3. rennen
4. knippen

Als sportleider moet ik aansluiten op de rijke belevingswereld van de peuter

1. Waar
2. Niet waar

Stelling 1: Veter strikken is fijne motoriek
Stelling 2: Een bal weg schoppen is fijne motoriek

1. Alleen stelling 1 is juist
2. Alleen stelling 2 is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist