Oefentoets H1 en 2 Kopen en werken

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Oefentoets 

We gaan testen hoeveel jullie al weten over hoofdstuk 1 en 2 

Beantwoord de vragen voor jezelf! 

Welke soorten uitgaven zijn er?

1. Vaste lasten
2. Huishoudelijke uitgaven
3. Incidentele uitgaven
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat is een begroting?

1. Een factuur
2. Een overzicht van de inkomsten
3. Een overzicht van de inkomsten en uitgaven
4. Een overzicht van de uitgaven

Wat is een sluitende begroting?

1. Als ik meer inkomsten dan uitgaven heb
2. Als ik meer uitgaven dan inkomsten heb
3. Als mijn inkomsten en uitgaven aan elkaar gelijk zijn

Wanneer je van maanden naar weken wilt rekenen moet je ....

1. eerst :12, daarna x52
2. eerst x12, daarna :52
3. eerst :52, daarna x 12
4. eerst x52, daarna :12

Reken de kosten om naar een bedrag per week

Telefoonabonnement €26 per maand = ..... per week

1. €5,50
2. €6
3. €6,50
4. €7

Wat staat er in de rijksbegroting?

1. De verwachte inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.
2. Wie de ministers zijn het komende jaar.
3. Welke keuzes de regering heeft gemaakt
4. De miljoenennota

Op Prinsjesdag krijgen de volksvertegenwoordigers de rijksbegroting.
Kies door wie de rijksbegroting wordt aangeboden

1. De Koning
2. De minister-president
3. De minister van financiën

Wat is de juiste formule voor een budgetlijn?
B = budget

1. B = (prijs goed 1 × aantal goed 1) + (prijs goed 2 × aantal goed 2)
2. B = (prijs goed 1 + prijs goed 2) x aantal goed 1 + 2
3. B= aantal goed 1 + aantal goed 2 + prijs goed 1 + prijs goed 2

Wat kan een oorzaak zijn van de verschuiving van de budgetlijn?

1. Zowel de zakken chips als het drinken is duurder geworden
2. Het inkomen is gestegen
3. Het inkomen is gedaald
4. De zakken chips zijn duurder geworden

Er zijn 3 productiefactoren, welke is geen productiefactor?

1. Natuur
2. Werk
3. Arbeid
4. Kapitaal

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?

1. Huishoudelijke uitgaven
2. Vaste lasten
3. Incidentele uitgaven

Wat geeft de lorenzcurve aan...

1. De inkomensongelijkheid van een land
2. De koopkracht van een land
3. De alfabetiseringsgraad van een land
4. De ontwikkelingsgraad van een land

Hoe boller de curve van een Lorenzcurve hoe groter de

1. Inkomensgelijkheid
2. Inkomensongelijkheid

Wat is GEEN overdrachtsinkomen

1. Bijstandsuitkering
2. Zakgeld
3. Loon
4. AOW-uitkering

Wat is welvaart?

1. Een grote behoefte doen
2. Behoeften waarin je kunt voorzien
3. Fiets
4. Behoeften die je niet hebt

Hoeveel vragen had jij goed?

Waar heb jij nog behoefte aan om goed voorbereid te zijn voor je toets?