Bezittelijk voornaamwoord Familie en Vrienden

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Bezittelijk voornaamwoord

 Familie en Vrienden

Kijk naar de foto's.

Schrijf de 

zwarte

woorden op!

Ik heb een tas, het is mijn tas.

Jij hebt een zus, het is jouw zus.

Hij heeft een bal, het is zijn bal.

Zij heeft een kind, het is haar kind.

Wij hebben een lokaal, het is ons lokaal.

Wij  hebben een familie, het is onze familie.

Jullie hebben een IPad, het is jullie IPad.

Zij hebben een appel, het is hun appel.

ik  - mijn

jij  -  jouw

hij  -  zijn

zij  -  haar

            wij  -  ons     (het)

          wij  -  onze  (de)

  jullie  - jullie

zij  -  hun

Lees de zinnen.

Kies het goede woord.

Ik heb een tas, het is . . . tas.

1. jouw
2. haar
3. ons
4. mijn

Jij hebt een zus, het is . . . . zus.

1. jouw
2. onze
3. mijn
4. jullie

Hij heeft een bal, het is . . . bal.

1. haar
2. zijn
3. mijn
4. jullie

Zij heeft een kind, het is . . . . kind.

1. zijn
2. ons
3. haar
4. hun

Wij hebben een familie, het is . . . . familie.

1. onze
2. jouw
3. mijn
4. haar

Wij hebben een lokaal, het is . . . lokaal.

1. mijn
2. jouw
3. jullie
4. ons

Jullie hebben een IPad, het is . . . . . . IPad.

1. mijn
2. jullie
3. haar
4. zijn

Zij hebben een appel, het is . . . appel.

1. jouw
2. onze
3. hun
4. haar

Lees de zin.

Vul het goede woord in!

Ik heb een tas, het is . . . tas.

Jij hebt een zus, het is . . . . zus.

Hij heeft een bal, het is . . . bal.

Zij heeft een kind, het is . . . . kind.

Wij hebben een lokaal, het is . . . lokaal.

Wij hebben een familie, het is . . . . familie.

Jullie hebben een IPad, het is . . . . . . IPad.

Zij hebben een appel, het is . . . appel.