werkwoorden met vaste prepositie

• Nederlands
• ISK

Afspraken voor de les

          Mijn laptop zit in mijn tas.      

          Ik luister geen muziek.

          Ik heb geen pet of capuchon.

          Ik heb geen kauwgom.

          

Geen laptop?

3x is HOT-uur

Afspraken tijdens de les

           Ik heb respect voor mijn docent en klas.

           Ik praat Nederlands in de klas.

           Ik steek mijn vinger op.

           Ik luister naar anderen.

           

Werkwoorden met vast voorzetsel

Werkwoorden met vast voorzetsel

• wachten op,    horen bij,    houden van,    slagen voor
• afhangen van,   omgaan met,   aanzetten tot
• zich   voorbereiden op,   zich   schamen voor  
• boos zijn op,    bezig zijn met,    recht hebben op                 

Ik wacht al een uur _____de trein.

1. over
2. op
3. naar
4. bij

We praten vaak _____ politiek.

1. van
2. op
3. over
4. met

Hij is boos _____zijn broer.

1. over
2. van
3. aan
4. op

We beginnen morgen _____een nieuw project.

1. op
2. aan
3. met
4. voor

Ze lacht altijd _____mijn grappen.

1. om
2. over
3. van
4. met

Hij gelooft nog steeds _____ sprookjes.

1. op
2. aan
3. in
4. voor

Ben je bang ____ spinnen?

1. van
2. voor
3. om
4. op

Ik interesseer me niet zo _____ voetbal.

1. voor
2. op
3. van
4. aan

Heb je zin _____ koffie?

1. om
2. in
3. van
4. voor

Zij is afhankelijk ____ haar ouders.

1. van
2. met
3. voor
4. op

Schrijf een zin met het werkwoord
wachten op

Schrijf een zin met het werkwoord
afhangen van

Schrijf een zin met het werkwoord
denken aan

Schrijf een zin met het werkwoord
reageren op

Schrijf een zin met het werkwoord
twijfelen aan

Schrijf een zin met het werkwoord
rekening houden met

Schrijf een zin met het werkwoord
zich voorbereiden op

Werk alleen

• opdracht 1
• opdracht 2
• opdracht 3
• opdracht 4
• opdracht 5
• opdracht 6
• opdracht 7