Do 27 november voornaamwoorden

WOORDSOORTEN
Voorzetsels
Persoonlijk
voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Bijwoorden
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

WOORDSOORTEN
Voorzetsels
Persoonlijk
voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Bijwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten

- Je weet wat een vragend voornaamwoord  is

- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is

- Je kunt in een zin de vragende en aanwijzende voornaamwoorden 
    benoemen
     

Slide 2 - Diapositive

Doel van de les 
Je kent de verschillende voornaamwoorden en kunt deze benoemen in een zin. 

- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord 
- aanwijzend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord 

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 4 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
          Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon
of een groep personen
, zonder ze bij naam te noemen.
 ik, jou, zij, hen, hem, etc.

        Vervang de persoonlijke voornaamwoorden door namen van personen als je het niet zeker weet. Kun je het niet vervangen door een naam,
dan is het dus geen persoonlijk voornaamwoord!


Slide 5 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
onderwerp
ander zinsdeel
1e persoon
ik
me/mij
2e persoon
je/jij
je/jij
u
3e persoon
hij
hem
ze/zij
ze/haar
het
het
Meervoud
onderwerp
ander zinsdeel
1e persoon
wij
ons
2e persoon
jullie
jullie
u
u
3e persoon
ze/zij
ze/hen/hun

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoorden verwijzen meestal naar levende wezens:                                       
1e persoon
2e persoon
3e persoon
Enkelvoud
Ik, Me, Mij
Jij, Je, U, Je, Jou
Hij, Zij, Het, Hem, Haar
Meervoud
Wij, We, Ons
Jullie
Zij, Ze, Hen, Hun, Ze

Slide 7 - Diapositive

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 8 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
- Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Iets is dus van iemand.
- Tip: als je twijfelt tussen persoonlijk of bezittelijk: vul het bezittelijke voornaamwoord ‘mijn’ in: 
mij = ik zelf (persoon).
mijn = iets dat van mij is (bezit).


Slide 9 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Slide 10 - Diapositive

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 11 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord

dichtbij(hier)
ver weg(daar)
de-woord
deze
die 
het-woord
dit
dat
meervoud
deze
die

Slide 12 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst altijd iets of iemand aan. De aanwijzende voornaamwoorden die het meest gebruikt worden : die, dit, dat, deze, zulke, dergelijke, zo'n.
  

ONTHOUD: het aanwijzend voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:
Kijk, zie je dat broodje? 

Afkorting aanwijzend voornaamwoord = aanw. vnw.

Slide 14 - Diapositive

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw.) wijst iets aan.

Dit zijn de aanwijzende
voornaamwoorden:
- Die
- Dit
- Dat
- Deze 

Slide 15 - Diapositive

Aanwijzend en vragend vnw
* aanwijzend voornaamwoord: - Woorden die iets aanwijzen: 
   deze, die, dit, dat
“daar” is geen aanwijzend voornaamwoord, maar een bijwoord!

* vragend voornaamwoord: -Zijn er vier van:
    wie, wat, welke, wat voor (een)
let op: "waar" is een bijwoord en geen vragend voornaamwoord!

Slide 16 - Diapositive

vragend voornaamwoord
Een vragend voornaamwoord is een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen en hier iets over 'vraagt'. In de Nederlandse taal worden 'wie', 'wat, 'welk(e)', 'wiens' en 'wat voor (een)' tot de vragende voornaamwoorden gerekend.

Slide 17 - Diapositive

Het vragend voornaamwoord (vr.vnw)
        Het vragend voornaamwoord verwijst
naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.

De vragende voornaamwoorden zijn:
 wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke

LET OP: Hoe, waar, waarom en wanneer zijn géén vragende vnw!!!
---> ze duiden een graad, tijd en plaats aan...

Slide 18 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Hij
Zijn
Het
Hun
Mijn

Slide 19 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
het
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
hem

Slide 20 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 21 - Question de remorquage

ik
mij
jouw
jou
hij
hem
haar
haar
wij
ons
jullie
jullie
zij
hun
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
mijn
zijn
ons/onze
hun
jij
zij
jullie

Slide 22 - Question de remorquage

Betrekkelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Wie
Wat voor
Dit
Wat
Dat

Slide 23 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 24 - Question de remorquage

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun
Mijn
Die

Slide 25 - Question de remorquage

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Ze
zijn
door
hem
geschreven

Slide 26 - Question de remorquage

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Het
heeft
als
titel
hou
van
mij.

Slide 27 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
het
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
me
hem

Slide 28 - Question de remorquage

Huiswerk voor ma 1 dec
Maken hfd 7.
opdracht 1 t/m 8

Leer de persoonlijke, bezittelijke, vragende en aanwijzende
voornaamwoorden.

Slide 29 - Diapositive