Feit, mening, argument

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Diapositive

PROGRAMMA
1 Lezen
2 Uitleg lezen 6
3 Opdracht
4 Aan het werk

Slide 2 - Diapositive

Lees in je leesboek
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

DOEL

WE WETEN WAT EEN FEIT, MENING, ARGUMENT EN STANDPUNT IS.


WE HERKENNEN DIT IN EEN TEKST.

Slide 4 - Diapositive

FEIT
Een uitspraak over iets dat waar óf onwaar is. Het hoeft dus niet altijd waar te zijn.

Je kunt het controleren.

Uit onderzoek blijkt dat voetbal een belangrijke rol speelt in het leven van miljoenen mensen in Nederland.

Slide 5 - Diapositive

MENING/STANDPUNT
Wat iemand van iets vindt of hoe iemand ergens over denkt.

Je kunt dit vaak herkennen aan woorden als ik vind of volgens mij.

Je kunt het met een mening of standpunt eens of oneens zijn.

Ik vind voetbal de leukste sport die er is.

Slide 6 - Diapositive

ARGUMENT
Als je een reden geeft en uitleg waarom je een bepaalde mening geeft, noem je dat een argument. 

Je herkent dit vaak aan woorden als: omdat, want, namelijk, immers.

Ik vind voetbal de leukste sport die er is (mening), want ik houd van sporten met een bal en van sporten waarbij je moet samenwerken (twee argumenten).

Slide 7 - Diapositive

Alles is supergaaf!

Is dat een mening of een feit?
A
mening
B
feit

Slide 8 - Quiz

Feit of mening?

'Het is nu september.'
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Mening/feit/argument of.............
Volgens mij kunnen we beter iets anders verzinnen als verjaardagscadeau, want een platina ring gaat ons veel geld kosten.
A
mening
B
mening en feit
C
feit
D
argument

Slide 10 - Quiz

De lessen gym zijn heel erg leuk, want dan kan ik lekker bewegen.
A
Mening + argument
B
Feit + mening
C
Mening + feit
D
Feit + argument

Slide 11 - Quiz

Onder aan de advertentie staan twee zinnen.

Zijn dit feiten of meningen?
a. feiten
b. meningen
c. een feit en een mening
A
Feiten
B
Meningen
C
Een feit en een mening

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?
1) De praktijklessen waren leuk en leerzaam.
2) Lisa heeft een hekel aan turnen.
A
feit - mening
B
mening - feit
C
feit - feit

Slide 13 - Quiz

Tot de volgende keer!
WERKEN AAN JE WEEKTAAK
Kijk goed in Somtoday wat je moet doen. Ik zal dit ook op het bord zetten.

Slide 14 - Diapositive

Feiten & meningen
FEIT
MENING
Turnen is een gave sport
Het aantal calorieën in een Snickers is 321
Een iPhone 13 kost bij bol.com 810 euro. 
Het familieweekend in de Ardennen vond ik erg gezellig. 
Dat is duur!
Van regen word je nat.

Slide 15 - Question de remorquage

Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening

Slide 16 - Question de remorquage

Feiten & meningen
FEIT
MENING
Turnen is een gave sport
Het aantal calorieën in een Snickers is 321
Een iPhone 13 kost bij bol.com 810 euro. 
Het familieweekend in de Ardennen vond ik erg gezellig. 
Dat is duur!
Van regen word je nat.

Slide 17 - Question de remorquage

Feit, mening of argument?
zin 1. ...............

zin 2. ................

zin 3. .................. 
x
x
x
feit
mening
argument

Slide 18 - Question de remorquage