Thema 7_week 1_les 1, 2 en 4

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6

Thema 7  week 1

Les 1, 2 en 4

Journalist

Drukker

Redacteur

Vormgever

Ik kan je deze inkortingen in de tekst aanbevelen. Je bent te lang van stof.

Deze foto past niet op de bladzijde. Ik raad af om hem te gebruiken. 

Ik zorg ervoor dat de krant op papier komt te staan. 

Ik schrijf stukken in de krant.

Welk woord past op de lege plek? Kies uit: voldoen aan, favoriete, bedwingen, stichtte, geloofwaardige, belevenis

1. In Nederland zijn er mensen die graag hoge bergtoppen willen _______ .
2. Maar hier zijn geen bergen die _______ hun eisen.
3. Daarom ______ een stel klimmers de Koninklijke Nederlands Klim- en Bergsport Vereniging.
4. Ze reisden naar hun ____ bergen: de Alpen in Zwisterland en Oostenrijk.
5. Om daar bergen te beklimmen, is een hele ________ .
6. En pas als je op de top van een echte berg hebt gestaan, ben je een _________ klimmer!

Thema 7 week 1 les 2

Wanneer krijg je dd of tt bij een persoonsvorm?

1. Als de stam eindigt op d of t
2. Bij tegenwoordige tijd
3. Bij de verleden tijd
4. Als de stam niet eindigt op een d of t

Wat is de stam van het gekleurde woord?

1. De familie Van Luid vierde feest in de garage.
2. De garage barstte bijna uit zijn voegen.
3. De gasten feestten tot diep in de nacht.
4. Hun buren klaagden over het lawaai.
5. Ze verwachtten dat het wel rustig zou worden.
6. Maar de herrie duurde tot in de ochtend. 

Zet de persoonvorm in de verleden tijd.

1. Kinderen voeren samen met muzikanten een toneelstuk op.
2. Echte toneelspelers begeleiden de jonge spelers.
3. Ze spelen de legende van Koning Midas.
4. Deze koning wenst rijk te worden.
5. Alles wat hij aanraakt, verandert in goud.
6. De schouwburg barst bijna uit zijn voegen. 

Thema 7 week 1 les 4

Maak van het volgende werkwoord een zelfstandig naamwoord "kiezen" :
De .......................... is gevallen op jou.

Maak van het gekleurde werkwoord een zelstandig naamwoord:

1. Inge selecteert tien gedichten. Ze maakt een _________ .
2. Ze kiest haar favoriete gedichten. Het ______ is best moeilijk.
3. In elk gedicht beleeft Inge iets. Ze gaan over een  ________ .
4. Bij elk gedicht zoekt ze een foto uit. Het ______ kost veel tijd.
5. Inge zucht en steunt. Als ze klaar is, slaakt ze een _______ van opluchting.
6. Nu kan de bundel gedrukt worden. De eerste _____ van haar gedichten.

Thema 7 week 2 les 7

Welke persoonlijke voornaamwoorden kun je vinden in de volgende zin:
'Zij zegt iets heel liefs tegen mij.'

Welke persoonlijke voornaamwoorden kun je vinden in de volgende zin:
"Het was erg moeilijk."

Welke persoonlijke voornaamwoorden kun je vinden in de volgende zin:
"Hij helpt haar met al het huiswerk."

Thema 7 week 1 les 9

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
takken

1. ta -kken
2. tak -ken
3. t -akken
4. takke - n

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
tekent

1. te -kent
2. tek - ent

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
ontroerend

1. ont-roerend
2. ont-roere-nd
3. Ont-roe-rend
4. Ont -roer -end

Verdeel het woord juist in lettergrepen:
poging

1. po - ging
2. pog-ing