Woordsoortbenoeming vmbo-leerlingen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Woordsoorten

Uitleg

A. Straks zie je drie zinnen. 

Wat zijn  werkwoorden in de zin? 

Let op! Als er meerdere werkwoorden in een zin staan, schrijf ze dan onder elkaar.

1. Op de methodesite kun je veel extra opdrachten vinden.

2. Vanavond heeft Patrick het eten gekookt.

3. De paarden hinniken vanwege het hoge geluid.

Uitleg

B. Beantwoord de vragen over lidwoorden.

Moet je meerdere woorden noemen? Schrijf ze onder elkaar.

Welke lidwoorden zijn er?

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET regent heel hard!

1. lidwoord
2. geen lidwoord

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET speeltoestel wordt helemaal nat.

1. lidwoord
2. geen lidwoord

Uitleg

C. Je ziet straks 3 rijen met woorden. 

Noteer uit de rij het zelfstandige naamwoord. 

Zet het juiste lidwoord ervoor en bedenk er een bijvoeglijk naamwoord bij, als dit kan.

regenen - grasmaaier - sneeuwt

laten - Emmen - begrijp

harken - blijft - piraat

Uitleg

D. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle zelfstandige naamwoorden die erin staan. 

Schrijf ze onder elkaar.

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Uitleg

E. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden die erin staan. 

Schrijf ze onder elkaar.

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Uitleg

F. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle voorzetsels die erin staan.

Schrijf ze onder elkaar.

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Uitleg

G. Je ziet straks 2 sleepvragen.

1. Sleep de woordsoorten naar het juiste woord.

2. Sleep het woord naar de juiste woordsoort.

De

velden.

grote

valt

op

sneeuw

lw

zelfst. nw.

Bijv.nw

ww

voor-zetsel

zelfstn. nw

De

ijspegel

lange

hangt

eraan.

lw

zelfst. nw.

Bijvoegl. nw.

ww

voor-zetsel