Klokkijken Engels

Klokkijken Engels
How to pronounce clock times in English:
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Klokkijken Engels
How to pronounce clock times in English:

Slide 1 - Diapositive

Full hours



Say the number, then o’clock.
→ 3:00 = “three o’clock”
→ 7:00 = “seven o’clock”

Slide 2 - Diapositive

9:00
A
It is seven oçlock
B
it is nine o'clock

Slide 3 - Quiz

12:00
A
it is one o'clock
B
it is twelf o'clock

Slide 4 - Quiz

Halve uren

Gebruik half past:

1:30 → It’s half past one
(Let op: in het Engels zeg je het uur dat net voorbij is.)

Slide 5 - Diapositive

6.30
A
it is half past six
B
it is six oçlock

Slide 6 - Quiz

7.30
A
it is half past one
B
it is half past seven

Slide 7 - Quiz

9.30
A
it is half past nine
B
it is nine o'clock

Slide 8 - Quiz

1:30


A
It is half past one
B
It is quarter to two
C
It is half to two

Slide 9 - Quiz

Kwart voor en kwart over

1:15 → It’s quarter past one

1:45 → It’s quarter to two

Slide 10 - Diapositive

9.15
A
It is quarter past nine
B
It is quarter to five

Slide 11 - Quiz

3.45
A
It is quarter past three
B
It is quarter to four

Slide 12 - Quiz

6:45

A
It is quarter past six
B
It is quarter to seven

Slide 13 - Quiz

8:15
A
It is quarter past five
B
It is quarter to seven
C
It is quarter past ten
D
It is quarter past eight

Slide 14 - Quiz

Tussenliggende tijden

Gebruik 'past' voor minuten ná het uur, en 'to' voor minuten vóór het volgende uur:
1:05 → It’s five past one

1:20 → It’s twenty past one


Slide 15 - Diapositive

maar...

1:40 → It’s twenty to two

 

1:55 → It’s five to two

Wij spreken in het Engels van minuten VOOR het hele uur vanaf het halve uur. Of vanaf ?: 30

Slide 16 - Diapositive

1:05 = It is five past one
A
fout
B
goed

Slide 17 - Quiz

1:20 = It is twenty past one

1:40 = It is twenty to two


A
fout
B
goed

Slide 18 - Quiz

1:55 = It is five past two
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

8:45 is quarter past nine
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

1:45 = It is quarter to two
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

4:05 it is five past four
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Digitale tijd

Je kunt ook gewoon de cijfers zeggen:

1:45 → One forty-five

4:20 → Four twenty


Slide 23 - Diapositive

Hoe spreek je dan uit: 5: 15
A
Five-fifteen
B
Five twenty

Slide 24 - Quiz

Welke tijd is het nu? Schrijf het op in het Engels:

Slide 25 - Question ouverte

4:50
A
four fifty
B
Fifty four

Slide 26 - Quiz

AM en PM
AM = voor de middag (00:00 – 11:59)
👉 Denk aan: ochtend en vroege middag
Voorbeelden:

6:00 AM = zes uur 's ochtends

11:30 AM = half twaalf 's ochtends



Slide 27 - Diapositive

PM = na de middag (12:00 – 23:59)
👉 Denk aan: middag, avond en nacht
Voorbeelden:
1:00 PM = één uur 's middags


8:45 PM = kwart voor negen 's avonds

Slide 28 - Diapositive

Een onthoud-trucje:
Tip voor leerlingen:
🧠 Denk bij AM aan “Achtend Morgen” 
(een gek trucje om het te onthouden!)


Slide 29 - Diapositive

6:15 PM is dus in de avond
A
fout
B
goed

Slide 30 - Quiz

9:00 AM is in de ochtend
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quiz

11:00 PM is dus in de avond
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quiz

3:00 AM is dus in de middag
A
fout
B
goed

Slide 33 - Quiz