1. vragen bij examenteksten en examenvocabulaire 1.

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Voorbereiding examen

Aujourd'hui:

*   examentraining uitleg fragment 4a en 4b

* veel voorkomende vragen en signaalwoorden

* examen tekst oefenen ( markeer het tekstdeel waar je het antwoord hebt gevonden!)

signaalwoorden

également =

1. kortom
2. dus
3. ook
4. samengevat

d'abord =

1. ten eerste
2. zoals
3. sinds
4. tenslotte

avant tout =

1. en toen
2. alles
3. inderdaad
4. voornamelijk

wat is het synoniem van

alors

1. hier
2. maintenant
3. donc
4. en outre

wat is het synoniem van

en somme

1. bref
2. toujours
3. car
4. désormais

wat is het verband tussen de volgende signaalwoorden:
et - aussi - également
d'abord - ensuite - finalement

Wat betekent: Qu'est-ce qui est vrai d'après le premier alinéa?

Dans quel but l'auteur a-t-il écrit cet article?

Que peut-on lire au premier alinéa?

Geef de vertaling van: Bref

1. dus
2. kortom
3. ook
4. tenslotte

à condition que =

1. op voorwaarde dat
2. dankzij
3. ondanks
4. want

Quand =

1. vroeger
2. toen
3. wanneer
4. vooral

à partir de =

1. zonder dat
2. vanwege
3. vooraf
4. vanaf

maar

nu

zoals

eigenlijk

toen

maintenant

comme

en fait

lorsque

mais

préciser

répéter

résumer

illustrer

confirmer

bevestigen

verduidelijken

samenvatten

herhalen

voorbeeld geven

« C’est dommage » (regel 7)
Wat vindt de schrijver van de tekst jammer volgens de eerste alinea?

1. A dat de toeristen in Montmartre alleen de filmlocatie komen bekijken
2. C dat er zoveel toeristen rondlopen in Montmartre
3. B dat er in Montmartre nog maar een paar cafés zijn overgebleven
4. D dat Montmartre boven op een heuvel is gebouwd

Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de
laatste twee alinea’s.
Op het Place du Tertre zie je kunstenaars aan het werk.

1. WAAR
2. NIET WAAR

De wijngaarden van Montmartre zijn wereldberoemd.

1. WAAR
2. NIET WAAR

De Sacré-Cœur is enorm populair onder jonge Parijzenaren.

1. WAAR
2. NIET WAAR