Les 1 Wegen en inhoud

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Inhoud en wegen

Doel:

1. Ik weet de afkortingen, mg, kg, g, L, mL en cL zijn en kan deze aangeven bij de juiste voorwerpen.

2. Ik kan de materialen voor het wegen en meten van inhoud te benoemen.

Sleep het antwoord naar het goede vakje

kilogram

gram

milligram

mg

kg

g

Hoeveel weegt een pak suiker?

1. 1000 gram
2. 10 gram
3. 100 gram
4. 10000 gram

Waar kunnen wij suiker mee wegen

1. personenweegschaal
2. litermaat
3. maatbeker
4. keukenweegschaal

Wat weegt een suikerklontje ongeveer?

1. 4 kilogram
2. 4 liter
3. 4 gram
4. 4 centigram

Als één klontje suiker 4 gram weegt, hoeveel klontjes passen er dan in 100 gram?

1. 400 klontjes want 4 gram x 100 is 400 gram
2. 2,5 klontje want 4 x 2,5 is 100 gram
3. 40 klontjes want 100 gram : 4 gram is 40
4. 25 klontjes, want 25x4 gram is 100 gram

Sleep de foto naar de juiste weegschaal

1 Kilo bestaan  uit 1000 gram

1000 simkaartjes 

wegen evenveel 

als een pak meel 

van 1 kg. 

De aardbeien wegen 200........

1. Kilogram
2. Gram
3. milligram
4. decigram

Wat voor soort weegschaal
is dit?
Kies 2 antwoorden.

1. keukenweegschaal
2. digitale weegschaal
3. personenweegschaal
4. analoge weegschaal

Hoe noemen we dit?

1. lepels
2. maatlepels
3. lepelset
4. bestek

Hoe noemen we dit apparaat?

1. weegschaal
2. personenweegschaal
3. maatbeker
4. keukenweegschaal

Deze doen we samen. 

Hoeveel wegen 7 appels?

(Eerst kijken wat 1 appel weegt)

Wat is zwaarder?

1. zak appels
2. pak melk
3. even zwaar

leg aan elkaar uit wat je hebt gedaan.

Hoeveel wegen 3 sinaasappels?

Waar staat de afkorting kg voor ?

1. gram
2. kleutergedrag
3. krijgen
4. kilogram

Waar staat de afkorting cl. voor

1. clematis
2. liter
3. centiliter
4. milliliter

Opdracht:

- Werkboek: Hoofdstuk 11.

- Klaar? Numo taken.