trema, koppelteken, apostrof en accenten

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
nederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat hebben deze woorden gemeen?
vakantie-eiland, milieu-incident, geëvacueerd, hygiënische, olie-industrie?

Slide 2 - Question ouverte

Wat gebeurt er met als je de woordtekens in woorden weglaat?

Slide 3 - Question ouverte

Is dit een samenstelling of afleiding?
vakantie-eiland
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 4 - Quiz

Is dit een samenstelling of afleiding?
geëvacueerd
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 5 - Quiz

Is dit een samenstelling of afleiding?
industriëlen
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 6 - Quiz

Welk woordteken gebruik je in een samenstelling als de klinkers botsen?
A
trema
B
koppelteken
C
apostrof
D
accent

Slide 7 - Quiz

Welk woordteken gebruik je in een afleiding als de klinkers botsen?
A
trema
B
koppelteken
C
apostrof
D
accent

Slide 8 - Quiz

HULP- OF WOORDTEKENS
TREMA
¨

Slide 9 - Diapositive

Wanneer schrijven we een trema?
principiële - beogen - beïnvloeden - miauwen
A
bij klinkerbotsing
B
wanneer er een verkeerde uitspraak kan zijn
C
om een nieuwe lettergreep aan te duiden

Slide 10 - Quiz

Welke spelling is correct?
geen trema bij i+ig of i+ing
A
draaiïng
B
draaiing
C
draaing
D
draaïing

Slide 11 - Quiz

Welke spelling is correct? (2)
geen trema bij i+ee wel bij hun afleiding
 - achtig bij leesverwarring
A
financieel
B
financiëel
C
financiële
D
financiele

Slide 12 - Quiz

Welke spelling is correct?
Klemtoon op laatste ie:  + ën
A
knieen
B
knien
C
knieën
D
kniën

Slide 13 - Quiz

Welke spelling is correct?
klemtoon niet op laatste ie: +¨n
A
porien
B
poriën
C
porieën
D
porieen

Slide 14 - Quiz

Je gebruikt een trema bij samengestelde getallen (twee en drie)
tweeëndertig 
tweeënveertig
drieënvijfitg

Slide 15 - Diapositive

Je gebruikt geen trema bij vreemde uitgangen:
museum
poreus
opticien
lesbienne
...

Slide 16 - Diapositive

HULP- OF WOORDTEKENS
KOPPELTEKEN
-

Slide 17 - Diapositive

Wanneer schrijven we een koppelteken bij samenstellingen?
auto-ongeval, ski-instructeur
A
bij klinkerbotsing
B
als er een verkeerde uitspraak kan zijn

Slide 18 - Quiz

Waarom gebruik je hier een koppelteken?
voor - en nadelen
A
om aan te geven dat het een samenstelling is
B
om herhaling van woorddelen te vermijden
C
om aan te geven dat het een opsomming is

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
koppelteken bij interpretatieproblemen
A
kwarts-lagen
B
kwart-slagen
C
kwartslagen

Slide 20 - Quiz

Er komt een koppelteken in samenstellingen 
- met cijfers: 22 - jarige
- met letters: A-attest
- met symbolen: $-teken
- met akfortingen: gsm-netwerk
- met ex-/ oud-/ sint-: ex-lief

Slide 21 - Diapositive

kopppelteken bij stapelsamenstellingen, maar niet bij samenstellingen van drie of meer delen
doe-het-zelfzaak
kat-enmuisspel
warmwaterbron
harddrugsverslaafde

Slide 22 - Diapositive

HULP- OF WOORDTEKENS
APOSTROF

Slide 23 - Diapositive

Wat is de juist schrijfwijze?
A
M'n boek is verdwenen.
B
Men boek is verdwenen.

Slide 24 - Quiz

Welke spelling is correct?
apostrof bij meervoud op 's
als woord eindigt op a, o, i, u, y
Ook voor de bezitsvorm
A
taxis
B
taxi's

Slide 25 - Quiz

Welke spelling is correct?
de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
Louis' fiets
B
Louis's fiets
C
Louis fiets
D
Louiss fiets

Slide 26 - Quiz

Welke spelling is correct?

bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
smileys
B
Disney's films
C
cowboys
D
babys

Slide 27 - Quiz

Geen gevaar voor verkeerde uitspraak 
= geen apostrof
cafés 
dominees
lelies
Nellies kamer
Hannes tablet

Slide 28 - Diapositive

Je gebruikt een apostrof bij afleidingen:
- van cijfers: veel 6'en en 7's
- van letters: A4'tje
- van initiaalwoorden: CEO's, VTM'er, gsm's

Slide 29 - Diapositive

HULP- OF WOORDTEKENS
ACCENTTEKENS
´ `

Slide 30 - Diapositive

Je kan een bepaalde lettergreep een klemtoon geven
één keer
zó moeilijk huiswerk
vóór twaalf uur
...

Slide 31 - Diapositive

Woorden van Franse afkomst
Enkel een accentteken op de 'e' als het nodig is om de uitspraak aan te geven. 
NOOIT op 'a', 'u' of 'o'!

! uitzondering 1 à 2 keer

Slide 32 - Diapositive

Welke spelling is correct?
A
enquete
B
defilé
C
étage
D
ragoût

Slide 33 - Quiz

Accenten blijven als het woord/uitdrukking als zuiver Frans wordt aangezien.
maître d'hôtel
au sérieux
tête-à-tête
déjà vu

Slide 34 - Diapositive