Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
aiToolsTab
Beta
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
6.1 Horen, zien en schrijven spelen 6 jfr
Horen, zien en schrijven
Deel 6 spelen
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Alfabetisering NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Horen, zien en schrijven
Deel 6 spelen
Slide 1 - Diapositive
Ik gebruik woorden rondom
spelen
.
Ik weet het verschil tussen
ik - jij - ze.
Ik gebruik de voorzetsels
bij - tussen - in - op - naar
.
Ik kan de
DOE
werk
woorden
scheppen, maken, zetten, skaten, spelen, hinkelen, maken en krijgen
gebruiken in een zin.
Boek 6 Spelen (1-26)
de doelen
Slide 2 - Diapositive
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9
1.
2.
3
4
5.
6.
Slide 3 - Diapositive
schrijf :
de / het
1, 2, 3, 4, 5, 6,
Slide 4 - Question ouverte
het is het 3de lesuur
A
de avond
B
de middag
C
de ochtend
D
de nacht
Slide 5 - Quiz
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9
1.
2.
3.
4.
5.
6
Slide 6 - Diapositive
schrijf :
de / het
1, 2, 3, 4, 5, 6,
Slide 7 - Question ouverte
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 1 t/m 9
Slide 8 - Diapositive
wie of wat
Slide 9 - Carte mentale
Ik en jij
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 10
Slide 10 - Diapositive
bij - tussen - in - op
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 11 - 15
Slide 11 - Diapositive
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 11 - 15
Slide 12 - Diapositive
Hij
Ik schep zand.
Hij zet de schep in het zand.
Ik maak een berg en een kuil.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 16 - 20
Slide 13 - Diapositive
Ik skate op de stoep.
jij skate op de stoep
Ik hinkel op de stoep.
Jij hinkelt op .....
Ik speel met het touw.
Jij speelt.......
Ik krijg de pop en de beer.
Jij krijgt .....
Ik maak een gat in de doos.
Jij maakt .....
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 16 - 20
Slide 14 - Diapositive
maak een zin met:
de SCHEP/ het ZAND/ schep
Slide 15 - Question ouverte
maak een zin met:
de skate/ de stoep / op
Slide 16 - Question ouverte
maak een zin met:
de doos / gat / zit
Slide 17 - Question ouverte
maak een zin met:
speel/ beer / pop/
Slide 18 - Question ouverte
maak een zin met:
hinkel/ stoep
Slide 19 - Question ouverte
de zin maken
lukte dit ?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 20 - Sondage
WIE ? Ze
Omar
en
Lisa
praten.
2, of meer .../ 10
Ze
praten
.
Samir
en
Joop
spelen.
( 2 )
Ze
spelen
.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 23
Slide 21 - Diapositive
Ik zie de jassen.
Ik zie
ze
.
Ik hoor de kinderen.
Ik hoor
ze
.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 23
Slide 22 - Diapositive
Naar
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 25
Slide 23 - Diapositive
ik ga naar .......
maak een zin ....
Slide 24 - Question ouverte
Ook
Dit is een stoel en dit is
ook
een stoel.
Ik heb een tafel en
ook
een kruk.
Ik heb
ook
een boek.
Ik lees een boek. Lees jij
ook
een boek?
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 30
Slide 25 - Diapositive
de ochtend
de middag
de avond
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 34
Slide 26 - Diapositive
Hij
is
beneden.
Hij
gaat naar
beneden.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 27
Slide 27 - Diapositive
het is het 3de lesuur
A
de avond
B
de middag
C
de ochtend
D
de nacht
Slide 28 - Quiz
het is 21 uur
A
de avond
B
de middag
C
de ochtend
D
de nacht
Slide 29 - Quiz
ik ben aan het slapen
A
de avond
B
de middag
C
de ochtend
D
de nacht
Slide 30 - Quiz
Ik ga weg.
Ik kom terug.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 37
Slide 31 - Diapositive
Ik pak
alle
ballen.
Ik pak
een paar
ballen.
Woorden die horen bij spelen.
bladzijde 36
Slide 32 - Diapositive
Welke woorden heb je geleerd?
Wat vond je goed gaan?
Wat vond je leuk?
Wat hebben we vandaag gedaan?
Slide 33 - Diapositive
Heb je de doelen van de les bereikt?
Begreep je de opdrachten?
Kun je de woorden nu in een zin gebruiken?
Maak je je huiswerk?
Horen, zien en schrijven
afsluiting
Slide 34 - Diapositive
Ik ken woorden rondom
spelen
.
Ik weet het verschil tussen
ik - jij - ze.
Ik gebruik de voorzetsels
bij - tussen - in - op - naar
.
Ik kan de
DOE
werk
woorden
scheppen, maken, zetten, skaten, spelen, hinkelen, maken en krijgen
gebruiken in een zin. met
IK.... JIJ....
Boek 6 Spelen (1-26)
de doelen
Slide 35 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
6.1 Horen, zien en schrijven
August 2022
- Leçon avec
23 diapositives
Alfabetisering NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Horen zien en schrijven 6 Spelen
March 2025
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
ISK
Week 18 Spelen
April 2024
- Leçon avec
45 diapositives
NT2
Basisschool
Groep 4
Hoofdstuk 6 : In een restaurant
January 2023
- Leçon avec
35 diapositives
NT2
Hoger onderwijs
Spelling en grammatica - LIDWOORDEN
September 2022
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Lidwoorden
September 2023
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Lidwoorden Theorie en oefeningen
September 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Uitdrukkingen en synoniemen
April 2018
- Leçon avec
24 diapositives
Other languages