Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Leiderschap
Slide 1 - Diapositive
Wat is de volgorde van de behoeften in Maslow’s hierachy of needs? (Van laag naar hoog)
A
Veiligheid, liefde en de behoeften die erbij horen, fysieke behoeften, waardering, zelfontplooiing.
B
Fysieke behoeften, veiligheid, zelfontplooiing, liefde en de behoeften die erbij horen, waardering
C
Zelfontplooiing, veiligheid, waardering, liefde en de behoeften die erbij horen, fysieke behoeften
D
Fysieke behoeften, veiligheid, liefde en de behoeften die erbij horen, waardering, zelfontplooiing.
Slide 2 - Quiz
Wat is een fysiologische behoefte?
A
Zekerheid van wonen
B
Vriendschap
C
Eten/drinken
D
Plezier in werk
Slide 3 - Quiz
Wat is een sociale behoefte?
A
Onderdak
B
Genegenheid
C
Zekerheid van (toekomstige) inkomsten
D
Goede werkomstandigheden
Slide 4 - Quiz
Wat is de omspanningsvermogen van een leidinggevende?
A
Hoe ver hij moet reizen naar zijn werk
B
De hoeveelheid werknemers waaraan hij leiding geeft
C
De hoeveelheid werknemers waaraan hij leiding kan geven
D
Het aantal managers boven zich
Slide 5 - Quiz
Eva geeft leiding aan 7 personen. Ze zit ruim in haar tijd en zou makkelijk 10 personen kunnen aansturen. Wat is haar spanwijdte?
A
7 medewerkers
B
3 medewerkers
C
10 medewerkers
D
17 medewerkers
Slide 6 - Quiz
Als de spanwijdte groter is dan het omspanningsvermogen, dan...
A
Heeft de manager veel tijd over.
B
Heeft de manager de gelegenheid zijn ondergeschikten beter begeleiden.
C
Kan de manager eigenlijk niet effectief leiding geven.
D
Kan de manager zich met veel details bemoeien.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Vidéo
Welke theorie past beter bij jou?
A
Theorie X
B
Theorie Y
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
00:46
Wat voor leiderschapsstijl past hij toe?
Slide 17 - Question ouverte
1. Autocratisch leiderschap
2. Democratisch leiderschap
3. Laissez-Faire
4. Flexibel leiderschap
A. De mens staat centraal
B. Stijl hangt af van situatie
C. Laat gaan joh
D. Ik ben de baas!
Slide 18 - Question de remorquage
Welke leiderschapsstijl past bij mevr. Vercruijsse?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 19 - Sondage
Welke leiderschapsstijl past bij dhr. De Smit?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 20 - Sondage
Welke leiderschapsstijl past bij dhr. Tresonie?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 21 - Sondage
Welke leiderschapsstijl past bij dhr. Westerweele?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 22 - Sondage
Welke leiderschapsstijl past bij mevr. Verstreate?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 23 - Sondage
Welke leiderschapsstijl past bij mevr. De Ronde?
Autocratisch
Democratisch
Laissez-faire
Ondersteunend
Participerend
Flexibel
Slide 24 - Sondage
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Binnen situationeel leiderschap worden bereidheid en bekwaamheid besproken. Als er sprake is van een hoge bereidheid maar een lage bekwaamheid welke stijl moet er dan worden gekozen door de leider?
A
delegeren
B
steunen
C
begeleiden
D
leiden
Slide 28 - Quiz
Als de manager delegeert binnen situationeel leiderschap wordt het volgende van de werknemers verwacht?
A
dat zij opdrachten onder begeleiding doen
B
dat zij zelfstandig aan de slag kunnen
C
dat zij sturing nodig hebben
D
dat zij een lage bereidheid hebben
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
Hoeveel managementmethoden zijn er besproken?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 40 - Quiz
Bij integraal management richt de manager zich volledig op de verkoop.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 41 - Quiz
De manager heeft veel contact met de werknemers en motiveert ze. Welke methode past bij hierbij?
A
Management by direction
B
Management by walking around
C
Management by delegation
D
Integraal management
Slide 42 - Quiz
Een voordeel van management by objectives =
A
Je bepaalt als werknemer zelf hoe hard je werkt.
B
Jouw manager is steeds bereikbaar.
C
Als werknemer ben je betrokken bij het behalen van de doelen.
D
Jouw werk wordt nauw opgevold.
Slide 43 - Quiz
Wat is het grootste nadeel van management by exception?
A
Er kruipt veel tijd en energie in.
B
Leidt tot negativiteit en stress.
C
Je bent afhankelijk van van de inzet van de medewerker.
D
Weinig controle en laat kunnen ingrijpen bij problemen.
Slide 44 - Quiz
Wat is geen voorwaarde van delegeren?
A
Voldoende tijd en middelen voor de gedelegeerde.
B
De deskundigheid van de gedelegeerde.
C
Opdracht is duidelijk voor de gedelegeerde.
D
Motivatie van de gedelegeerde.
Slide 45 - Quiz
Bij structurele delegatie wordt de functie van de een beperkt en van de ander uitgebreid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 46 - Quiz
Slide 47 - Diapositive
Slide 48 - Diapositive
Bij humanresourcesmanagement zijn medewerkers....
A
meedenkend, zodat hun arbeid zinvol wordt.
B
mensen met een behoefte aan een vast en redelijk inkomen.
C
sociale wezens, een goed werkklimaat zorgt voor motivatie.
D
een verlengstuk van de machines.
Slide 49 - Quiz
Slide 50 - Diapositive
Slide 51 - Diapositive
Slide 52 - Vidéo
Welke begrippen van hoofdstuk 15 zijn te koppelen aan de vorige video?