H8.3 | Woordformules

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Leerdoelen van de les;
  • Herhalen H8.1 en H8.2
  • Instructie H8.3
  • Aan de slag;
  • Afsluiting van de les;

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen van de les
Aan het einde van de les:
  • Je kunt rekenen met woordformules.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is de regelmaat?

Slide 5 - Question ouverte

Olielamp
Jolijn steekt de olielamp aan. In de lamp zit 75 mL. 
De inhoud wordt elk uur 25 mL minder.

  1. Vul de tabel in.
  2. Teken de grafiek in bij de tabel.


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Woordformule
Een woordformule is een zin die vertelt hoe je iets uitrekent:


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Woordformule
Een woordformule is een zin die vertelt hoe je iets uitrekent:

kosten (€) = 1,79 + 0,28 x aantal foto's.

Slide 10 - Diapositive

Woordformule
Een woordformule is een zin die vertelt hoe je iets uitrekent:

kosten (€) = 1,79 + 0,28 x aantal foto's.

vast bedrag
Deze kosten 
betaal je sowieso.

Slide 11 - Diapositive

Woordformule
Een woordformule is een zin die vertelt hoe je iets uitrekent:

kosten (€) = 1,79 + 0,28 x aantal foto's.

vast bedrag
Deze kosten 
betaal je sowieso.
bedrag per kaart
Dit zijn de kosten van de foto. Afhankelijk van hoeveel foto's je bestelt, wordt de prijs bepaald.

Slide 12 - Diapositive

Woordformule
Een woordformule is een zin die vertelt hoe je iets uitrekent:

kosten (€) = 1,79 + 0,28 x aantal foto's.

vast bedrag
Deze kosten 
betaal je sowieso.
bedrag per kaart
Deze kosten 
betaal je sowieso.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Sleep de tekst naar de juiste plek 
Vast bedrag 
Bedrag per kaart 

Slide 15 - Question de remorquage

Kai gaat op donderdag pizza's bezorgen. 
Hij krijgt €3,50 als vast bedrag en €0,90 per pizza.

Wat wordt de woordformule om Kai zijn inkomsten te berekenen?
=
+
x
aantal pizza's
Inkomsten in €
€3,50
€0,90

Slide 16 - Question de remorquage

Aan de slag




Wat? ->  Maken: 8.3 opdr. 17 t/m 22 (blz. 165 t/m 168)
Waar? -> In je ruitjesschrift / in je werkboek (dingen invullen)
Wanneer?  -> Deze les. Alles wat niet af is, is huiswerk voor maandag 12 mei
Wat heb je nodig? -> Pen en rekenmachine
Klaar? -> Nakijken. 



Niet overleggen, geen vragen             -->
Niet overleggen, wel vragen                -->
Overleg én vragen wel toegestaan    -->

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Leerdoelen van de les
Aan het einde van de les:
  • Je kunt rekenen met woordformules.

Slide 19 - Diapositive