passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

bonjour!

herhaling ch3 

voor:

progamma.

passé composé.

bezittelijk voornaamwoord.

aanwijzend voornaamwoord.

passé composé

om te vertellen wat je hebt gedaan gebruikt je de passé comosé. Deze tijd maak je met een vorm van avoir en een voltooid deelwoord (parlé). het vooltooid deelwoord is stam (heel werkwoord -er) +é  

voorbleeden:

j'ai parlé.

vous avez parlé.     

nu komen de vragen.

maak je maar klaar

vous ...... parlé

1. avez
2. nous
3. a
4. sommes

Wij hebben gekeken.
( let op hoofdletters en é )

Ils ont Demadé

1. ik heb gekeken
2. zij zijn gevraagd
3. wij zijn gevraagd
4. zij hebben gevraagd

bezittelijk voornaamwoord .

Il est ....... (jouw) sac à dos

1. ton
2. mon
3. ses
4. leurs

........ (mon) frère's est drôle.

1. ma
2. mon
3. mes
4. ton

ik heb helaas jouw konijn

aanwijzend voornaamwoord

ce=deze,die

cet=deze,die

cette=dit,dat

ces=deze,die

je aime ... (ce) lapin

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

welke vorm van ce gebruik je bij meervoud?

wat is Ce vrouwlijk zonder klinkerbotsing?

1. cette
2. cet
3. ces
4. ce