Kort lesje: der- en ein-Gruppe

Naamvallen: der- en ein-Gruppe
Je kunt na deze les een korte Duitse zin ontleden en de lidwoorden en bezittelijk voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval zetten.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Naamvallen: der- en ein-Gruppe
Je kunt na deze les een korte Duitse zin ontleden en de lidwoorden en bezittelijk voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval zetten.

Slide 1 - Diapositive

Naamvallen
Een naamval is hetzelfde als een zinsdeel. Iedere naamval staat voor een zinsdeel.

1e naamval is altijd het onderwerp van de zin. --> Hoe vind je het onderwerp?
4e naamval is altijd het lijdend voorwerp. --> Hoe vind je het lijdend voorwerp (lv)?

Slide 2 - Diapositive

Wat is in deze zin het onderwerp:
Kann ich ein Messer haben?
A
ich
B
ein Messer
C
kann haben

Slide 3 - Quiz

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp:
Der Mann hat eine Cola bestellt.
A
Der Mann
B
hat bestellt
C
eine Cola

Slide 4 - Quiz

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp: Die Niederländer kaufen oft Benzin in Deutschland.
A
Benzin
B
Die Niederländer
C
kaufen

Slide 5 - Quiz

de/het - een
Bij de en het  weet je over wie of wat het gaat,
een gaat over een onbepaald woord, is algemener.

Belangrijk is dat de lidwoorden in het Duits veranderen als het een ander zinsdeel is.

Slide 6 - Diapositive

Uitgangen
Er is weinig verschil tussen de uitgangen van de/het (der, die, das) en een (ein)
in het Duits: 
de uitgangen zijn hetzelfde, 
behalve mannelijk eerste naamval = ein
onzijdig eerste en vierde naamval = ein

Slide 7 - Diapositive

mannelijk:
1ste
der
ein
4de
den
einen
Beispiel
______ (de) Junge feiert __________ (zijn) Geburtstag (m).

Slide 8 - Diapositive

vrouwelijk:
1ste 
die
eine
4de
die
eine
Beispiel
______ (de) Schülerin macht __________ (een) Aufgabe.

Slide 9 - Diapositive

onzijdig:
1ste
das
ein
4de
das
ein
Beispiel
______ (het) Mädchen hat __________ (zijn) Buch vergessen.

Slide 10 - Diapositive

meervoud
1ste 
die
keine
meine
4de
die
keine
meine
Beispiel
_______ (haar) Kinder essen oft ______ (de) Süßigkeiten von Haribo.

Slide 11 - Diapositive

Gruppen
Het wordt de der- en de ein-Gruppe genoemd,
omdat er meer woorden zijn die deze uitgangen krijgen!
Zoals de en deze (van de der-Gruppe hoeven jullie nu alleen der, die, das en die (mv) te kennen en kunnen gebruiken)
en een en uw.

Slide 12 - Diapositive

kein
ihr (e.v.)
mein
euer
ihr (m.v.)
Ihr
unser
ein
dein
een
geen
haar
mijn
jullie
hun
uw
onze
jouw

Slide 13 - Question de remorquage

Der Mann sieht nichts.
Maak ervan: Een man ziet niets.

Slide 14 - Question ouverte

Ich sehe den Mann.
Maak ervan: Ik zie een man.

Slide 15 - Question ouverte

Jetzt üben
Aufgabe 19 --> Seite 97

Slide 16 - Diapositive