Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Wat is verwacht van jullie:
Steek je hand op als je vragen hebt
Blijf van ander mans spullen af en van elkaar
Blijf zitten op je plek
Telefoons in de telefoon tas
Luister naar elkaar, een persoon aan het woord
Overleggen met persoon naast je + rustig
Opmerkingen vragen?
Slide 1 - Diapositive
Planning
Huiswerkcontrole
Zelfstandig nakijken H 7.2 Energie
Inloggen LessonUp
Herhalen H 7.2 Energie (online quiz)
Maandag starten met H7.3 Bouwen en beschermen
Slide 2 - Diapositive
Zelfstandig nakijken
In stilte
Slide 3 - Diapositive
Inloggen in LessonUp
Pak je laptop
Log in op LessonUp
Voer klassencode in
Hierin deel ik met jullie de presentatie zodat jullie dit kunnen gebruiken om te leren.
Slide 4 - Diapositive
Herhalen 7.2
Slide 5 - Diapositive
Vul in: De ...................... die je nodig hebt, haal je uit energierijke stoffen in je eten en drinken
Slide 6 - Question ouverte
Energierijken stoffen zijn (twee juiste antwoorden)
A
Koolhydraten
B
Vitaminen
C
Eiwitten
D
Vetten
Slide 7 - Quiz
Vul in: Koolhydraten is een verzamelnaam voor ................... en suikers.
Slide 8 - Question ouverte
Zetmeel
Suikers
Slide 9 - Question de remorquage
Vetten zijn makkelijk te verteren
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Energierijke stoffen
Koolhydraten
Verzamelnaam voor zetmeel en suikers.
Zetmeel zit in brood, aardappelen en pasta. Suikers, zoals glucose en tafelsuiker, zitten bijvoorbeeld in zoet broodbeleg, snoep en koek.
Vetten
zitten bijvoorbeeld in olie, margarine en noten. Het is niet verstandig om vlak voor het sporten veel vet te eten, want het duurt lang om vet te verteren.
Slide 11 - Diapositive
Wat zijn de 2 juiste eenheden voor energie?
A
Joule
B
Cariës
C
Kg
D
Calorie
Slide 12 - Quiz
Omreken van kilocalorie naar kilojoule en omgekeerd doe je door te delen en vermenigvuldigen met welk getal?
Slide 13 - Question ouverte
Hoeveel energie heb je nodig?
Energie wordt aangegeven met joules.
Verpakking: kilojoules (Kj) = 1000 joules
Energie ook vaak aangegeven in calorieën.
1 kilocalorie (1 kcal) 1 kcal= 1000 calorieën.
Je kunt kilojoules en kilocalorieën
in elkaar omrekenen
Slide 14 - Diapositive
Hoeveel energie je nodig hebt, hangt af van:
A
Lengte, Voorkeur en Leeftijd
B
Geslacht, Voorkeur en Woonplaats
C
Activiteit, Leeftijd en Geslacht
Slide 15 - Quiz
Jongens van 13-16 jaar hebben meer energie nodig dan meisjes van 13-16 jaar
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Hoeveel energie heb je nodig?
Dat hangt af van je:
- leeftijd.
- hoeveel je beweegt.
- geslacht.
Slide 17 - Diapositive
Maak de zin af: Als je veel voedingsmiddelen met suiker eet, krijg je sneller .....................
Slide 18 - Question ouverte
Een gaatje in je tand of kiezen noem je....... (twee juiste antwoorden)
A
Tandbederf
B
Cariës
C
Tandglazuur
D
Fluoride
Slide 19 - Quiz
Waarvan krijg je sneller gaatjes?
Slide 20 - Question ouverte
Vul in: Poets bovendien tweemaal per dag met een tandpasta waar het mineraal fluoride (fluor) in zit. Fluor in tandpasta maakt ................. sterker.
Slide 21 - Question ouverte
Hoe ontstaat een gaatje?
Suiker wordt omgezet in zuur door bacteriën, dit zuur tast tandglazuur aan.
Hierdoor lost tandbeen op en ontstaat een gaatje.
Vooral frisdranken, maar ook fruitdranken
zijn slecht voor je gebit. Die dranken zijn
namelijk van zichzelf al zuur en bevatten
ook nog veel suiker
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Wat gebeurt er als je meer energierijke stoffen binnen krijgt dan dat je nodig hebt?
Slide 24 - Question ouverte
Wat zijn gevolgen van overgewicht? 5 antwoorden
Vermoeidheid
Veel zweten
Hartziekten
Suikerziekte
Gewrichtsklachten
Hoofdpijn
Boosheid
Vervelende geur
Slide 25 - Question de remorquage
Waarom matig met vet?
Je hebt ongeveer 70 gram vet per dag nodig.
Krijg je meer energierijke stoffen binnen
dan je lichaam nodig heeft dan slaat je lichaam
dit op als vet en word je dik.
Overgewicht is ongezond
Slide 26 - Diapositive
Kun je nu voor jezelf deze leerdoelen beantwoorden?
Beschrijven wat energierijke stoffen zijn en voorbeelden hiervan noemen.
Calorieën omrekenen in Joules en andersom.
Beschrijven waar het vanaf hangt hoeveel energie je nodig hebt.
Beschrijven hoe tandbederf/cariës en overgewicht kan ontstaan en voorkomen worden.