Verleden Tijd (V.T.). Elke persoonsvorm heeft in de verleden tijd 2 vormen: ENKELVOUD EN MEERVOUD
1. ik-vorm+de / ik-vorm+den (speelDE / speelDEN)
2. ik-vorm+te / ik-vorm+ten (stopTE / stopTEN)
Bij sterke werkwoorden verandert de klank: bijvoorbeeld slapen/sliepen.