Nevelrefractie compleet

Nevel refractie
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
RefractieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Nevel refractie

Slide 1 - Diapositive

Stappen nevelrefractie // sterk
  1. Bepaling visus.
  2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus. 
  3. Voorkeursrichting bepalen met de stralenkrans.
  4. Brandlijncontrole met S +1,00, S +2,00 en S +3,00.
  5. Vlijen.
  6. Nevelen.
  7. Eerste nevelcontrole.
  8. Astigmatisme corrigeren.
  9. Tweede nevelcontrole.
  10. Nevelglas uitrefractioneren.
  11. Rood-groen proef.

Slide 2 - Diapositive

1. Bepaling visus
Vragen die je kunt stellen:
- Kunt u de letters in het verlichte vlak lezen?
- Kunt u de letters oplezen?
- Kunt u de letters op de 1e / 2e / 3e regel oplezen?


Noteer de beginvisus én de eindvisus altijd in het klantenbestand.
  • op je examen noteer je de begin- en eindvisus op het anamnese formulier.

Slide 3 - Diapositive

2. Sferische correctie // hg + hv
Je begint de oogmeting altijd met een positief glas.
Welke sterkte je voorhoudt hangt af van de beginvisus.


Visus
Welke sterkte houd je voor?
< 0.2
S +2,00 / S -2,00
tussen 0.2 - 0.5
S +1,00 / S -1,00
tussen 0.6 - 0.8
S +0,50 / S -0,50
> 0.8
S +0,25 / S -0,25

Slide 4 - Diapositive

2. Sferische correctie // hg + hv
Vragen die je kunt stellen:
- Bij een positief glas: Wordt het met dit glas ervoor slechter of gelijk?
- Bij een negatief glas: Wordt het met dit glas ervoor beter of gelijk?
- Het minst verwarrende is voor zowel positieve als negatieve glazen: wordt het met dit glas             ervoor beter, slechter of blijft het gelijk?


Slide 5 - Diapositive

2. Sferische correctie // hg + hv
Positief glas:
Bij 'beter' en 'gelijk' plaats je het glas in de pasbril.
Visusverbetering is niet noodzakelijk, het kan namelijk zijn dat de klant accommodeert.
Bij het voorhouden van een plusglas laat (gedeeltelijk) de accommodatie los: de visus blijft gelijk.


Doorgaan met positieve glazen tot het slechter wordt.

Slide 6 - Diapositive

2. Sferische correctie // hg + hv
Negatief glas:
Bij 'beter' geef je het glas in de pasbril.
Je controleert altijd op visusverbetering; alleen bij visusverbetering mag je het glas plaatsen.

Let op bij 'zwarter' en 'kleiner':
- het oog is aan het accommoderen. Het glas niet geven
- controleer altijd op visusverbetering.

Doorgaan met negatieve glazen tot het gelijk blijft, of slechter wordt. 
Dit glas niet geven.

Slide 7 - Diapositive

2. Sferische correctie // hg + hv
De klant twijfelt:
- het voorgehouden glas is te zwak: de klant ziet geen visusverschil.
>> bijvoorbeeld: Je houdt bij visus 0.2 een S +0,50 glas voor. Deze stap is te klein.

- het voorgehouden glas hoort wel bij de visus, maar maakt weinig verschil.
>> bij een positief (+) glas, plaats je deze wél, bij een negatief glas (-) plaats je deze niet.

Slide 8 - Diapositive

3. Voorkeursrichting bepalen
Met behulp van de stralenkrans ga je de voorkeursrichting bepalen.

Slide 9 - Diapositive

3. Voorkeursrichting bepalen
Vragen die je kunt stellen:
- U ziet nu een aantal lijnen/strepen in een halve cirkel. 
   Ziet u lijnen die zwarter zijn dan anderen?
Zo ja:
- Kunt u met uw hand aangeven welke lijnen het 
   meest zwart zijn?

Als de klant lang wacht stel je de volgende vraag:
▪ Vindt u alle lijnen even zwart?

Slide 10 - Diapositive

3. Voorkeursrichting bepalen
>> Draai vervolgens de draaibare pijlfiguur naar de voorkeursrichting (= de zwartste lijn). 
>> Daarna bepaal je de voorkeursrichting nauwkeurig met de benen van het draaibare pijlfiguur. 

Je vraagt aan de klant:
▪ Als u naar de pijl kijkt, welke poot/been is dan zwarter?


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

4. Brandlijncontrole
Je onderzoekt of de achterste brandlijn op het netvlies ligt.
  • zijn we met de juiste (achterste) brandlijn bezig?


>> Je houdt S +1,00 voor. (en +2,00 en +3,00)
  • beide brandlijnen verplaatsen naar voren.
  • wanneer je met de juiste brandlijn bezig bent, wordt de gehele stralenkrans slechter, maar de voorkeursrichting blijft gelijk.

Slide 13 - Diapositive

4. Brandlijncontrole
De volgende 3 vragen moet je stellen tijdens de brandlijncontrole:
IDEALE SITUATIE =
1. Wat gebeurt met de gehele stralenkrans bij het voorhouden van dit glas?
  • antwoord = in zijn geheel slechter.

2. Welke streep is het zwartst?
  • antwoord = nog steeds dezelfde streep als hiervoor.

3. Wat is gebeurt met de voorkeursrichting, wordt deze zwarter of waziger?
  • antwoord = grijzer/waziger

Slide 14 - Diapositive

4. Brandlijncontrole
Ander antwoord kan zijn: Voorkeur blijft even scherp of wordt zwarter
  • hoogste glas + hoogste visus is niet correct!
  • Plaats het controleglas (+1,00/+2,00 of +3,00) en hou weer +1,00 voor.
  • Pas als +1,00 waziger wordt mag je verder met +2,00 en +3,00
>> blijf op de stralenkrans 

Omslag = je was met de voorste brandlijn aan het meten==>strepen 90 graden erop worden zwarter
>> plaats het glas van de brandlijncontrole.
>> bepaal opnieuw de voorkeursrichting.
>> hou opnieuw +1,00/+2,00/+3,00 voor.

Slide 15 - Diapositive

5. Vlijen (op stralenkrans)
Sferische correctie (hg + hv) op de stralenkrans:
  • achterste brandlijn moet naar het netvlies worden gebracht.

>> laat de klant alleen naar de voorkeursrichting/zwarte streep kijken.
>> houdt S +0.25 voor; bij gelijk en zwarter = geven.
>> Eerste S +0.25 waziger? Niet geven; S -0.25 voorhouden.
>> S -0.25 zwarter = geven. Gelijk en grijzer/waziger = niet geven.

De klant is hierna enkelvoudig myoop astigmatisch 

Slide 16 - Diapositive

6. Nevelen
Je nevelt het oog met S +0.50 (of S +0,75).
  • De voorkeur en de stralenkrans moeten waziger worden.

Door het oog te nevelen, zorg je ervoor dat er geen accommodatie kan plaatsvinden.
Wanneer het oog accommodeert in genevelde toestand, zal de visus dalen.
Omdat het oog altijd op zoek is naar het "scherpste beeld", zal het oog dus niet accommoderen.

Wordt de stralenkrans niet waziger?
- accommodatie laat los; opnieuw vlijen.

Slide 17 - Diapositive

7. 1e nevelcontrole
Je controleert of het oog ná het nevelen samengesteld myoop is geworden.
>> je houdt S -0,25 voor.
>> de voorkeur moet zwarter worden want de brandlijnen verplaatsen zich dichter naar het netvlies.

Let op: hou het glas voor, niet in de pasbril zetten.
Als de voorkeur niet zwarter wordt>>opnieuw vlijen (stap 5), nevelen (stap 6) en 1e NC (stap 7)

Slide 18 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Je gaat de voorste brandlijn op de achterste brandlijn brengen.
  • dit doe je met negatieve cilinderglazen
  • het cilinderglas zorgt ervoor dat de gehele stralenkrans egaal zwart wordt.
  • je moet altijd doorgaan tot omslag.

Vragen die je kunt stellen:
  • ziet u met dit glaasje meer strepen zwarter worden?
  • in welke richting ziet u de zwartste streep?

Slide 19 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Je plaatst het cilinderglas altijd loodrecht (90 graden) op de voorkeursrichting.
- met een cilinderglas verschuift altijd de brandlijn die dezelfde richting heeft als de asstand           van de cilinder.
   Bijvoorbeeld: cilinderglas in 90 graden; brandlijn in 90 graden verplaatst.


Als je een cilinderglas hebt geplaatst, mag je de richting van het pijlfiguur niet meer veranderen.

Slide 20 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Tijdens de refractie moet je altijd doorgaan tot omslag.
- de voorkeursrichting op de stralenkrans verandert 90 graden.
- dit glas geef je niet!

Gebruik de blokfiguren voor het constateren van de omslag.

Slide 21 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Uitzondering: de voorkeursrichting verdraait tijdens cilindercorrectie
- de voorkeursrichting op de stralenkrans verandert +/- 40 graden
- draai niet aan de pijlfiguur maar verdraai de cilinderas
- draai cilinderas naar dezelfde richting als de verdraaide voorkeur
-oude voorkeur komt terug of hele stralenkrans wordt zwarter



Slide 22 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Welke cilindersterke plaats je?
  • 2/3 van de geschatte cilindersterkte.
  • minimaal C -0.50 (zwak) en minimaal C -2.00 (sterk).

per 0,50 dpt astigmatisme krijg je een visusverandering van 0.1

>> eindvisus bij hg + hv.
>> elke 0,1 visus onder 1,0 = C-0,50 (ongeveer)
>> 2/3 van de geschatte cilinder.

Slide 23 - Diapositive

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Geen astigmatisme?
Als de klant de stralenkrans zonder cillindercorrectie egaal zwart ziet, lijkt het erop dat de klant geen astigmatisme heeft. Controleer dit altijd door:
Optioneel:
>> C -0.25 as 90 voorhouden; strepen in de verticale richting worden zwarter.
>> C -0.25 as 180 voorhouden; strepen in de horizontale richting worden zwarter.

Als in één richting wel in één richting geen verschil te zien is, moet je onderzoeken of een zwakke cilindercorrectie nodig is.

Slide 24 - Diapositive

9. tweede nevelcontrole
Je controleert of het oog nog voldoende geneveld is (brandpunt voor het netvlies)
  • zo niet, dan is er accommodatie losgelaten.

Vragen die je kunt stellen:
  • Wat gebeurt met de gehele stralenkrans als ik dit glas voorhoudt?
       Juiste antwoord = in zijn geheel beter.

Als het niet beter wordt is hg + hv niet correct:
>> ga terug naar stap 5 (vlijen) op de stralenkrans.
>> je haalt het cilinderglas eruit en het nevelglas laat je zitten.
>> je vervolgt daarna je stappen (stap 6 nevelen etc.)

Slide 25 - Diapositive

10. nevelglas uitrefractioneren
Terug naar de optotypen

>> controleer de visus van de klant.
>> hou S -0.25 voor; de visus moet stijgen.

  • Geneveld met S +0.50 = minimaal S -0.25 uit refractioneren.
  • Geneveld met S +0.75 = minimaal S -0.50 uit refractioneren.

Als je niet de minimale sterkte uit refractioneert, hg + hv  niet correct.
>> ga terug naar vlijen op de stralenkrans; haal de cilinder eruit en het nevelglas laat je zitten!

Slide 26 - Diapositive

11. Rood-groen proef
De rood-groen proef wordt gedaan als eindcontrole van de sferische sterkte.

Slide 27 - Diapositive

11. Rood-groen proef
Vragen die je kunt stellen:
  • U ziet een rood en een groen vlak. In welk vlak zijn de cijfers/letters zwarter?

Slide 28 - Diapositive

11. Rood-groen proef
Antwoord gelijk
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.

       >> maakt geen verschil = geven en doorgaan.
       >> S + laten zitten en daarna visus controleren op de letters.

  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.
>> maakt geen verschil = niet geven.

Slide 29 - Diapositive

11. Rood-groen proef
Antwoord rood
  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = niet geven, klaar.
>> letters in groen en rood zijn gelijk = niet geven.
      terug naar de optotypen en S -0.25 voorhouden; alleen geven bij visusverbetering.

Slide 30 - Diapositive

11. Rood-groen proef
Antwoord groen
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak beter = glas geven.
      visus controleren op de optotypen.

>> letters in groen en rood zijn gelijk = geven, doorgaan met S +0.25 voorhouden tot rood beter          wordt en  visus controleren op de optotypen.

Slide 31 - Diapositive