A 5 - Test diagnostique de verbes

Les verbes pronominaux
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Les verbes pronominaux

Slide 1 - Diapositive

1. Les objectifs
Aan het einde van de les:
1. Heb je de therorie over het wederkerend en wederkerig werkwoord herhaald.
2. Kun je het wederkerend en wederkerig werkwoord vervoegen in de tijden présent, p.c. imparfait, futur, conditionnel
2. De werkwoorden van ch 4B en 5B vervoegen in de tijden présent, p.c. imparfait, futur, conditionnel

Slide 2 - Diapositive

2. Les verbes pronominaux

Slide 3 - Diapositive

2. Les verbes pronominaux

C'est quoi les verbes pronominaux?

- Waar let je op?


Slide 4 - Diapositive

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.


Se laver

je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Slide 5 - Diapositive

Woordsoort: sleep de woorden naar het juiste vakje...!
wederkerend werkwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
se battre
la fois
se faire mal
venir de
réussir à
l'émission
craindre
s'éclater
le physique

Slide 6 - Question de remorquage

Wederkerend
Niet wederkerend
se raser
éviter
sourire
s'en aller
aimer
s'avancer vers quelqu'un
être

Slide 7 - Question de remorquage

Wederkerende werkwoorden
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
SE/S'
VOUS
NOUS
ME/M'
TE/T'

Slide 8 - Question de remorquage

In de passé composé

vervoegen we ALLE wederkerende werkwoorden met ÊTRE

Je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)

il s'est lavé

elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés

elles se sont lavées

Slide 9 - Diapositive

Verbes pronominaux les règles
- Wederkerende werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich: je me, tu te, il se, nous nous, vous vous, ils se.
- Alle wederkerende werkwoorden worden in de passé composé met het hulpwerkwoord être vervoegd.
- In het Frans heb je een aantal wederkerende werkwoorden die je in het Nederlands niet hebt.
se lever (opstaan), se coucher (naar bed gaan), se brosser les dents (de tanden poetsen), s'appeler (heten), se promener (wandelen)

Slide 10 - Diapositive

Verbes pronominaux ontkenning
- Ontkenning: Ne komt voor het persoonlijk voornaamwoord pas komt achter het werkwoord of hulpwerkwoord

Je ne me lave pas            Ik was me niet
Je ne me suis pas lavé  Ik heb mezelf niet gewassen
Tu ne te laveras pas         Jij zult je niet wassen 


Slide 11 - Diapositive

Hoe zeg je in het Frans 'wij vermaken ons'

Slide 12 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Frans 'zij zullen zich vermaken'

Slide 13 - Question ouverte

Kies de juiste optie:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).
A
ne te lave jamais
B
ne me lave jamais

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste optie:
Nous ___ ________ à la fête de Léa (s'amuser).
A
nous amusons
B
s'amusons

Slide 15 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Slide 16 - Question ouverte

Kies de juiste optie:
Het wederkerend werkwoord vervoeg je altijd met het hulpwerkwoord ...
A
avoir
B
être

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste optie:
Léa et Julie ne ___ au cinéma (se dépêcher). Let op: passé composé.
A
se sont pas dépêchées
B
se sont dépêchés pas

Slide 18 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Vous ___ hier soir Luc et Julie? (s'endormir). Let op: passé composé.

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal: Alain en Louis hebben zich geschoren
A
Alain et Louis se sont rasés
B
Alain et Louis se sont rasé
C
Alain et Louis se sont rasée
D
Alain et Louis se sont rasées

Slide 20 - Quiz

2. Les verbes réciproques

C'est quoi les verbes récipeoques?

- Wat betekent het in het Nederlands?


Slide 21 - Diapositive

Wat betekenen de werkwoorden 'se voir', s'entraider, se battre'?

Slide 22 - Question ouverte

Kies de juiste optie: ik vreesde
A
je craignait
B
je craignais

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste optie: zij zouden overleven
A
elles survivraient
B
elles surviviaient

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste optie: het is de moeite waard geweest.
A
cela a value la peine
B
cela a valu la peine
C
cela a valut la peine
D
cela a valus la peine

Slide 25 - Quiz

Vervoeg in het Frans
1. zij is gegaan
2. ik nam
3. jullie hebben geleefd
4. wij zouden verrassen
5. jij zal lezen
6. het was waard
7. zij zullen bereiken
8. men lost op

Slide 26 - Diapositive

Conjuguez en français:
1. zij is gegaan
2. ik nam
3. jullie hebben geleefd
4. wij zouden verrassen
5. jij zal lezen
6. het was waard
7. zij zullen bereiken
8. men lost op
Corrigé:
1. elle est allé
2. je prenais
3. vous avez vécu
4. nous surprendrions
5. tu liras
6. il valait
7. ils/elles atteindront
8. on résout

Slide 27 - Diapositive

Ik kan de wederkerende werkwoorden vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Ik kan de wederkerige werkwoorden vervoegen
0100

Slide 29 - Sondage

Ik kan de wwerkwoorden uit ch4B en ch5B vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Wat ga je doen ter voorbereiding op de toets van 19 mei a.s.?

Slide 31 - Question ouverte